Vietnam
De Ho Chi Minh-snelweg loopt dwars door Vietnam. Meer dan tweeduizend kilometer drukte, chaos en slecht asfalt, maar ook prachtige landschappen, bijzondere cultuur en een uiterst charmante bevolking. Langs de snelweg ontmoet je mensen die vreemden, te midden van alle chaos, altijd met alle egards en vriendelijkheid behandelen.
Pagina gaat door onder advertenties
Dit artikel is gratis beschikbaar voor MotoPlus abonnees
- Onbeperkt PremiumPlus leesplezier
- 15.000+ online artikelen
- 380+ digitale magazines
Al abonnee? Log in om dit artikel direct te lezen.

Saigon wil ons maar niet laten gaan. We zitten er tussenin en komen er niet uit. Het verkeer is de chaostheorie in de realiteit en in deze stad zit het vast in een negatieve spiraal. Geen actie blijft zonder tegenreactie. De overlevingstips van Tram, die ons een half uur geleden twee 150cc Kawasaki’s overhandigde, zijn onvergetelijk. “Toeteren helpt”, was haar wijsheid voor een veilige reis naar Hanoi. Dus we toeteren met man en macht. Martin heeft zich met zijn kleine KLX aan de mijne vastgeklemd en samen proberen we mee te zwemmen in de stroom van duizenden tweewielers.
Onze start was niet ideaal. Het hotel bleek overboekt en de motoren waren een stuk kleiner dan gepland. De oorzaak bleek een orkaan te zijn, die het hele land heeft opgeschud. De storm heeft Vietnam twee dagen geleden hard getroffen en verschillende dorpen en steden zijn overstroomd.
Martin en ik slenteren nog steeds door de stad op zoek naar een uitweg uit dit immense doolhof. Uiteindelijk belanden we echter in Long Thanh. Eén blik op de kaart is meer dan ontnuchterend. Hemelsbreed zijn we minder dan vijftig kilometer van het beginpunt verwijderd, terwijl de dagteller al meer dan tweehonderd aangeeft. Maakt niet uit, we zijn in ieder geval eindelijk Ho Chi Minh Stad uit. Dat is op dit moment het enige dat telt. We hebben ook de Ho-Chi-Minh-snelweg, meer dan honderd kilometer verwijderd, gemist, maar dat was toch niet ons doel voor de eerste dag. De eerste dagen willen we aan de kust doorbrengen, toegevend aan de verleiding van de reisgids die de stranden rond het stadje Long Hai aanprijst als nog onbedorven door toeristen.
Zonder oponthoud bereiken we de volgende dag de geroemde ongerepte stranden. Er dient zich echter een probleem aan dat ons bezig zal houden tot aan Hanoi. Het zitcomfort van de Kawasaki blijkt een enorme uitdaging. Een stalen zitkuil zou waarschijnlijk nog meer comfort bieden dan de folterbankjes van deze kleine eenpittertjes. En dat is een gegeven waar we de komende tweeduizend kilometer mee moeten leren leven. De andere kerngegevens van de kleine Kawa stemmen me ook niet bepaald optimistisch qua potentiële rijdynamiek voor de komende dagen. Er is net geen 12,5 pk vermogen beschikbaar en de tankinhoud is zeven liter ook niet bepaald royaal te noemen. Of de luchtgekoelde 150cc de lading bagage überhaupt aankan, zullen we waarschijnlijk in de loop van de komende tijd ondervinden. En dan is er nog een klein puntje van aandacht: deze kleine groene gifkikker heeft al zo’n 54.000 kilometer verteerd en dat is al een hele prestatie voor zo’n schattig tweewielertje. Allemaal zaken die mijn mentale comfortzone toch een beetje onder druk zetten. Gelukkig weet de eencilinder me echter te verrassen. Na de eerste tankstop kom ik uit op een verbruik één op 38,5 kilometer. Dus ondanks het kleine tankvolume is een actieradius tot ongeveer 250 kilometer wel mogelijk! Dat is op z’n minst een indrukwekkende waarde.
Afijn, we rollen door en draaien de snelweg op, waar tweewielers wel toegestaan zijn. Hij is breed, goed aangelegd en er heerst zelfs een gevoel van orde, hoewel die makkelijk onderbroken wordt wanneer er bussen of vrachtwagens in het spel komen. De reisgids belooft dat het de rit waard is en dat Long Hai een paradijs is, fraai ingebed in een betoverend landschap bestaand uit witte zandstranden en bovenal nog onontdekt door toeristen. Deze lofzang heeft een magnetisch effect en inderdaad, de stranden zijn wit, het omringende landschap is prachtig. Tot zover alles oké, alleen het laatste deel van het verhaal klopt dan weer niet helemaal. Wij zijn klaarblijkelijk niet de enigen die een reisgids kunnen lezen, Long Hai is kortom lang niet zo onontdekt als het boekje ons belooft.
Morgen willen we de bergen in. De Ho-Chi-Minh-snelweg loopt door het binnenland en leidt naar verluidt door de mooiste regio’s van Vietnam. Een goede reden om de kustregio te verlaten en koers te zetten naar de bergen, met als bestemming Da Lat. Die stad ligt op 1.500 meter hoogte en heeft een klimaat dat meer dan aangenaam is voor Europeanen. Waar de temperaturen hier aan de kust in het zuiden een hete en vochtige 35º Celsius bereiken, is de lucht in Da Lat slechts opgewarmd tot 20º Celsius. Maar om van de verfrissende bries te kunnen genieten, moeten we eerst een hoogteverschil van 1.500 meter met de kleine Kawasaki’s overwinnen.
De GPS geeft iets minder dan 200 kilometer aan naar Da Lat en een blik op de kaart stemt mij veelbelovend. De volgende paar kilometer zijn erg bochtig, maar direct de eerste klim van de dag al zorgt ervoor dat de Kawa’s hun 12,5 pk’s werkelijk tot op de laatste druppel moeten uitwringen. Derde versnelling, volgas en optimaal gebruik makend van het momentum helpt je dan vervolgens een beetje frivool de volgende klim over. Maar het inhalen van andere weggebruikers vereist niet alleen gevoel voor natuurkunde, maar ook moed. Geen ruimte voor angst. Mijn motorfiets is meestal redelijk goed op dreef. De remmen werken, de uitlaat rammelt niet en de banden hebben nog redelijk wat profiel, iets dat ik niet kan zeggen van het gros van de andere voertuigen op de weg. Wat op menig scootertje wordt meegesjouwd, zou voor een flinke bestelbusje in Europa al een hele uitdaging zijn.
De laatste paar kilometer naar Da Lat zijn zwaar. Steile klimmen, veel tegenliggers, onoverzichtelijke wegen en bussen die kruipend nog proberen in te halen zijn. Al mijn geduld wordt op de proef gesteld en de kleine 150cc zit volledig aan zijn limiet. De gierende motor draait volop toeren en zonder krachtreserves begin ik aan de inhaalmanoeuvre. De dappere eencilinder passeert de bus en neemt me zonder problemen mee naar voren, waar ik het gashendel weer even laat vieren, want het motortje heeft, net als ik, deze herstelfase even nodig.
Eindelijk bereiken we Da Lat, waar bijna 190.000 mensen wonen. De Fransen hebben deze plaats gesticht, de koloniale overheersers uit die tijd hielden van het klimaat. Het was er toen al veel aangenamer dan in Saigon, zoals Ho Chi Min-stad destijds nog heette. Degene die het zich konden veroorloven vluchtte naar Da Lat om aan de hitte te ontsnappen. De plaats is onmiskenbaar ook een toeristisch centrum, met verschillende bezienswaardigheden waaronder het ‘gekke huis’, een gebouw met een ongewone gevel, kronkelende gangen, bizarre meubels en levensgrote standbeelden binnenin. Enkele kilometers buiten de stad ligt nog een bizarre attractie die veel bezoekers trekt.
In de bergen rond Da Lat wordt wezelkoffie of kopi luwak geproduceerd. Alleen als koffiebessen door het darmkanaal van een civetkat is gegaan, ontstaat de speciale smaak van deze koffie. Dit type verfijningsproces maakt het de duurste koffie ter wereld, de bonen zijn net zo kostbaar als parfum. Martin proeft de bonen en beschrijft dat de koffie een zeer sterke en hartige smaak heeft. Als zelfverklaarde theedrinker, blijf ik liever weg van dit digestieve product, al is het alleen al om de productiemethode die we hier van dichtbij kunnen meemaken. Om aan de wereldwijde vraag naar deze hyperexclusieve koffie te voldoen, worden duizenden dieren in kleine kooien gehouden, waar ze niets anders te eten krijgen dan deze koffiebonen.
We zijn nog niet klaar met de warme dranken, want de volgende bestemming is Buon Ma Thout, een van de belangrijkste koffiestreken van het land. De bonen worden overal gedroogd, bij voorkeur op de weg, want die biedt genoeg ruimte voor de massa’s bonen. Onderweg naar Buon Ma Thout worden we door flinke trek een wegrestaurant ingedreven. De eigenaar prijst gebarend zijn gerechten aan, die voornamelijk uit noedels bestaan. Over de andere ingrediënten kunnen we slechts speculeren.
De komende twee dagen rijden we via Kon Tum terug naar de kust. We moeten de Ho-Chi-Minh-snelweg verlaten, omdat de twee eencilinders een servicebeurt nodig hebben en Tram heeft ons gevraagd om bij de werkplaats van Flamingo Travel te stoppen. Zij zullen ons duo van verse olie voorzien. De QL 14E, een kleine bergweg die ons naar de kust moet brengen, is zwaar getroffen door de orkaan. Wegwerkers zetten zware werktuigen in om de modder en het puin van het asfalt te verwijderen. Vandaag gaat dat zeker niet meer afkomen. Dit betekent een enorme omleiding voor ons en aangezien we al hebben afgesproken met Thomas in Hoi An, moeten we opschieten willen we daar nog voor het donker aankomen.
Thomas runt een hostel in Hoi An. Ik kwam met hem in contact via een vriend in Hanoi, die ons Thomas’ accommodatie sterk had aanbevolen. Maar in Hoi An aankomen vóór het donker, gaan we niet meer redden. Als het daglicht verdwijnt, neemt de chaos op de wegen het weer over. Als het overdag al een uitdaging is om zonder kleerscheuren aan te komen, is het in het donker bijna onmogelijk. Het bundeltje licht dat de kleine Kawasaki in de wereld werpt, kan niet eens concurreren met dat van een waxinelichtje. Dat gezegd hebbende, Martin en ik hebben tenminste iets van licht op onze motoren, dat is zeker niet vanzelfsprekend. En degenen die een werkende koplamp hebben, halen meteen het onderste uit de kan: dimlichten lijken een onbekend fenomeen in Vietnam.
Hoi An heeft nog steeds last van de orkaan. Er liggen nog steeds overal grote waterplassen op de weg en we moeten steeds nieuwe modderige obstakels overwinnen. Het is al laat in de avond als Thomas twee koude biertjes voor ons op tafel zet. “Drie dagen geleden stond het water nog zo hoog hier”, wijst onze gastheer naar een plek ver boven zijn hoofd. Martin en ik staan perplex, want in zijn huis is verder niks te bekennen van een overstroming.
Hoi An is een oude en betoverende stad. Dit komt doordat het grotendeels onopgemerkt bleef door de Communistische Partij en is gespaard gebleven van bombardementen tijdens de Vietnamoorlog. De motorfietsen krijgen snel een onderhoudsbeurt: een nieuwe band, twee keer verse olie en twee opnieuw ingevette kettingen. Veilig kunnen we de stad verlaten.
Onze volgende bestemming is een en al rijplezier. We vinden niets dan lovende kritieken over de Hai Van Pass én er staat dat het een van de mooiste wegen in Azië is. Dat alles komt echter wel met een waarschuwing: onderschat de weg niet, want er schuilen vele gevaren. De 21 kilometer lange bergpas begint net na Da Nang en de weg klimt snel. De haarspeldbochten slingeren zich tot hoog boven de zee. Steeds weer staan er kleine altaren langs de kant van de weg. Het zijn gedenktekens voor de mensen die het leven lieten bij het oversteken van deze ‘Wolkenpas’. Dat de Hai Van Pass populair is, blijkt uit de grote hoeveelheid brommertjes en motoren die over het asfalt zoemen. Hele groepen jagen de weg op en neer en verdringen zich tussen de bussen en vrachtwagens. Het zijn jongeren van over de hele wereld die voor een paar dollar een tweewieler huren en dan over de beroemdste weg van Azië scheuren.
Aan de noordkant van de kronkelige route realiseren we ons waarom deze route de bijnaam ‘Wolkenpas’ heeft gekregen. De lucht is dichtgetrokken en het blauw heeft plaatsgemaakt voor donkergrijs. Tegen de tijd dat we de oude keizerlijke stad Hué bereiken, zijn we doorweekt.
De volgende ochtend is niet anders en het regent stevig. We laten het toeristje spelen bij slechts één vluchtige blik op de oude tempel. We willen meteen door naar het noorden, naar waar het droog en vooral warmer is. Bij Quang Tri bereiken we de 17e breedtegraad, de voormalige grens tussen Noord- en Zuid-Vietnam. Lange tijd was de Ben Hai-rivier het centrum van de gedemilitariseerde zone. Een niet geheel accurate beschrijving voor een van de meest omstreden gebieden in de Vietnamoorlog, waar nog steeds talloze onontplofte bommen en mijn begraven liggen.
Het goede weer drijft ons de volgende ochtend terug de bergen in. We zijn terug op de Ho-Chi-Minh-snelweg, die een veel gevarieerder landschap biedt dan Highway nr. 1 langs de kust. We hebben nog twee dagen, dan moeten we terug naar de chaos. Het kantoor van Flamingo Travel ligt in het centrum van Hanoi en daar moeten we de motoren weer afzetten.
Motoren, scooters en fietsen zoemen om ons heen als een zwerm bijen. De dichtheid van tweewielers in de straten van de hoofdstad is meer dan uitputtend. Als ik stop, stap ik meer dan eens op de voeten van mijn buurman. De claxon schreeuwt zo’n beetje voortdurend en we gaan weer zo langzaam dat we pas de eerste van vele voorsteden bereikt hebben. De ratelende menigte trekt ons het centrum in. Er mag nu niets misgaan en we mogen geen afslag missen. Koppig volg ik de navigatie, want ik heb werkelijk geen flauw idee van waar we zijn. Het duurt even voordat het verkeer ons Dau Duy Tu 66 in spoelt. “Stipt op tijd”, zegt de jongeman als hij onze punctualiteit prijst. Buiten is het warm en vochtig, terwijl de airconditioning de binnentemperatuur aangenaam op peil houdt. De baas zet twee frisdrankjes voor ons op de toonbank en vraagt ons hoe onze rondreis verlopen is. “Chaotisch”, grap ik met een glimlach. Haar mondhoeken krullen omhoog als ze zegt: “Dan heb je Vietnam van haar mooiste kant mogen zien.”