Reizen Vooralpen, Zwitserland
Waarom zou je dat willen, ergens in de voortuin van de dikke Alpenpassen rondneuzen? Waarom niet gewoon echt de hoogte in? Omdat die hoge passen in het voorjaar nog helemaal niet open zijn, om maar eens wat te noemen. Maar veel belangrijker nog, omdat het de ogen opent voor de pracht en praal die je anders maar al te gemakkelijk over het hoofd zou zien!
Pagina gaat door onder advertenties
Dit artikel is gratis beschikbaar voor MotoPlus abonnees
- Onbeperkt PremiumPlus leesplezier
- 15.000+ online artikelen
- 380+ digitale magazines
Al abonnee? Log in om dit artikel direct te lezen.

Wat was dat in hemelsnaam? De weg naar de Ächerlipas is er direct één van de betere soort. En wel op zo’n manier dat de ettelijke honderden kilometers over de snelweg naar hier, doodsaaie kilometers, uit het stuur worden geklopt als stof uit een oude deken. Na Dallenwil klimt de weg meteen met een abnormaal stijgingspercentage de hoogte in, zeker voor iemand die normaliter zijn kilometers in het vlakke Hollandse land maakt. En dan blijft het ook nog eens niet enkel bij dat stijgingspercentage, tegelijkertijd krimpt de breedte van het asfalt ook nog eens tot die van een flinke badhanddoek. Komt er onverhoopt een andere weggebruiker op je pad, dan ben je, ongeacht of het nu een voor- of tegenligger betreft, afhankelijk van de goede wil van de ander. Jürgen en ik rijden achter een Nissan Micra van de eerste generatie, maar gelukkig is onze voorligger welwillend en laat ons passeren. Anders hadden we de komende kilometers achter hem vastgezeten. Dat is gelukkig niet het geval en dus kunnen we ons heerlijk laven aan dit prachtige stuk wegenbouwkunst, dat slechts een kleine voorbode vormt van al het moois dat ons de komende dagen te wachten staat. Maar dat is allemaal voor morgen, voor nu is het tijd om op te laden. Ik duik mijn bed in en slaap al voor mijn hoofd het kussen raakt.
Een constant gerinkel wekt me de volgende ochtend vroeg uit een diepe slaap. Heeft Jürgen zo’n alarmgeluid op zijn mobiele telefoon? Fel zonlicht schijnt door de gordijnen en langzaam maar zeker begint de wereld om me heen een beetje vorm te krijgen. Nee, het is niet de mobiele telefoon, het is pure weideromantiek van de puurste soort die me uit dromenland heeft weggerukt. Voor ons hotel, de Arviblick, luidt een kudde uierdragers vrolijk met hun koebellen. Nou voel ik me soms best schuldig wanneer ik vroeg in de ochtend mijn Ténéré start terwijl de overige hotelgasten nog diep in dromenland verkeren, maar deze beesten kunnen er ook wat van. Al moet ik dan wel weer eerlijk zeggen dat deze weksessie van een iets zachtere soort is.
Bovendien komt ‘ie ook wel op een goed moment. Zonder te ontbijten klimmen we nog voor zonsopkomst in het zadel, brengen leven in de twins en schudden daarmee de laatste slaap uit onze poriën. Waarom zo vroeg al op pad? We willen de koperen ploert zien opkomen op de top van de Ächerlipas. Na de wervelende weg richting de pas die ons gisteren ten deel viel, zal er daar toch wel het één en ander te beleven zijn, zo vermoeden we. Inmiddels barsten de eerste zonnestralen door het Engelbergdal en overspoelen de glooiende hellingen voor ons. Helemaal beneden in het dal, dat nog altijd volledig in schaduw gehuld is, liggen de uitlopers van de Vierwaldstättersee. Aan de boorden van het meer is het waarschijnlijk al overvol met verkeer dat zich een weg baan richting kantoor of werkplaats. Hierboven echter steken lichtgrijze rotsen af tegen de weelderig groene alpenweiden. Houten chalets met rode en groene luiken geven de omgeving hier een bepaalde mate van weelderige charme. De zorgen van de wereld? Die zijn hier ver weg. Hier hebben de mensen zich gevestigd in een landelijke gezelligheid, die zich niets lijkt aan te trekken van de wisselvalligheden die het hectische leven in de rest van de wereld met zich meebrengt. En midden in dit alles baant het asfalt voor ons zich een weg naar de horizon, die zich ergens ver achter de hellingen verschuilt.
Onbewust en nog niet helemaal bij de les, laat ik me bijna verrassen door wat darmtraktaties dat plaatselijk vee op de weg heeft achtergelaten. Oef, nu ben ik wel wakker. Zelfs zonder koffie. De koeien hangen deels op de weg en dwingen ons tot een meer gematigd tempo. Helemaal niets mis mee, de ochtend beginnen met een verfrissend stukje motoryoga. De geur van vuur en vochtige stoom, die vrijkomt bij het kaas maken, vult de lucht. De naburige kaasmakerijen zijn klaarblijkelijk al volop in bedrijf. Over kaas gesproken: hoe zit het met het ontbijt?
Wanneer we de top van de Ächerlipas bereiken, word ik toch lichtelijk getroffen door een gevoel van teleurstelling. Geen Gasthof of iets dergelijks, dus ook geen ontbijt, maar ook geen uitzicht. Pas een paar honderd meter later wijken de dichte bomenrijen en opent zich ver naar rechts het uitzicht. De vingervormige uitlopers van de Vierwaldstättersee vullen de valleien en ergens aan de horizon moet Bazel liggen. We rijden nog een paar kilometers verder en nu weet ik waarom het de moeite waard was om zo vroeg op te staan: onder ons opent zich het Instagram-uitzicht op de turkoois glinsterende Sarner See. En het allermooiste is: dit is niet de Gotthard en dit is ook niet de Timmelsjoch. Afgezien van een paar wielrenners heb je de weg hier helemaal voor jezelf. Beter kan een dag simpelweg niet beginnen. En nu: ontbijt!
Vanaf de Sarner See gaat het verder over de Glaubenbergstraße. De naam zegt je niets waarschijnlijk, maar lokaal is het een echte bekendheid. Onder motorrijders dan, die we hier dan ook in grote getalen tegenkomen. Geen wonder: de weg is smetteloos en meandert op zo’n enerverende wijze door het groene landschap, dat de Zwitserse maximum snelheid van 80 km/uur echt totaal niet stoort. Integendeel: de weg slingert vrolijk voort en de Ténéré maakt gretig gebruik van het gros van zijn versnellingen. Ja, zo hebben we het graag! Hoe hoger we komen, hoe beter we de toppen van de Alpenhoofdkam ver naar het zuiden kunnen zien. Zelfs in augustus nog in sneeuw gehuld. De roemruchte Grimsel, Furka en Nufenen moeten daar ergens liggen. Echt tijd om eens goed te kijken, is er echter niet, de weg vereist ook alle aandacht. Opeens lijkt een deel van de weg langs de kant wel weggeslagen. Een klein faux pas van de Zwitserse wegenbouw?
Nog twee verdere asfaltoprispingen verstoren een verder onberispelijke karakter van de weg. En dan, vanaf de top van de pas, wordt het asfalt ineens een stuk smaller. De middenstreep verdwijnt en dat betekent dat we er zijn. In het biosfeerreservaat Entlebuch welteverstaan. De weg voert door een langgerekt hoogdal naar het gelijknamige dorp Entlebuch. De bochten zijn relatief breed en heerlijk overzichtelijk. Een prima manier om jezelf naar grotere hoogten op te werken. Entlebuch zelf ligt op een hoogvlakte dat zich naar het zuiden uitstrekt. Dit is echter niet meer dan een verbindingsetappe, en wel die naar de Panoramastraße over de Glaubenbühlpas.
Op weg naar Glaubenberg kwamen we een paar echte motorrijders tegen. Echt in de zin van vol in het leer. We vragen of ze nog een goede plek weten om wat te eten en drinken. Nou en of ze een geschikte plekje kennen. De Mörlialp aan de Panoramastraße, daar zijn wel een aantal restaurants te vinden. Oké, dan wordt het dus Mörlialp. Eenmaal achter pashoogte op de panoramaweg, kijken we uit over een prachtig landschap. Het enige dat afbreuk doet aan het pittoreske beeld is een betonnen complex van liefdeloos op elkaar gestapelde blokken. Is dit de voorgestelde Mörlialp? Misschien ligt daar inderdaad wel een culinaire parel verscholen, maar zo van een afstandje bekeken, slaat de schrik je bijna om het hart. Is er iets lelijker dan een verlaten wintersportplaats in de zomer?
We laten de afslag naar Mörlialp links liggen en volgen het volgende beste alternatief op het gebied van eten en drinken. Na een paar honderd meter staat er een klein bordje: ‘Fluonalp, 12 minuten’. Een pad slingert omhoog langs noestige boomwortels en deels met mos bedekte stenen. In het midden van het pad groeit al vers groen. En waar in het midden geen groen groeit, ligt gruis. Niet dat dat een probleem is, want wie wil er nou flink gas geven in dit prachtige stukje oerbos? Dan opent het bladerdek zich, het einde van de doodlopende vallei is in zicht en een steile helling dwingt ons terug naar de tweede versnelling. Voor een enorme rotswand vormen parasols een bonte stippenparade in de wei voor de kaasmakerij. Een grote, elke zomer wordt hier naar eigen zeggen 150.000 liter melk tot kaas verwerkt. Zelf laten we de voorraad met een paar ons krimpen. “Tweemaal Älplermagronä, alstublieft!” Wat is dat? Macaroni met kaas, veel kaas. En dat dan geserveerd met appelmoes. Klinkt wellicht als een twijfelachtige combinatie, maar smaakt uitzonderlijk goed!
Is het de macaroni of de kaas? Eén van beide, of allebei drukken een behoorlijk zware stempel op de maag. Zoveel, dat er nog maar weinig concentratie over is voor de afdaling naar Giswil. Maar dat maakt niet uit. Met een nog wat wazige blik in de ogen sukkelen we naar beneden richting de Brünigpas. Terug naar Sarnen wil de hoofdweg met veel verkeer plus een parallelle spoorlijn zich aan ons opdringen. Daar zitten we echter niet op te wachten. Maar gelukkig is er een goed alternatief via de westkant van het meer. En die heeft wel degelijk wat te bieden!
De weg stelt zich niet tevreden met zijn rol als banale weg langs het meer. Nog in de ban van de naweeën van de Älplermagronä, laten we ons de route op leiden. Het meer schittert af en toe door de bomenrijen heen. Links trekken steile hellingen een spoor door het schaduwrijke bos, waarna plotseling de weg voor onze ogen verdwijnt. Uit een pure reflex draaien we het gas dicht en dan pas zien we echt wat er aan de hand is. Tussen de puinlawines zijn er ook kleine waterstromen die zich een weg banen de vallei in. Daar overheen hadden bruggen aangelegd kunnen worden, of veel simpeler en goedkoper, doorwaadbare plaatsen. En die zijn er nu precies voor verantwoordelijk dat we toch gewoon door kunnen blijven gaan. Dat zwengelt het avontuurlijke gevoel toch een beetje aan. Geeft ook een beetje een achtbaangevoel. En dat terwijl we alleen nog maar in de voortuin van de echte Alpen zijn. Wie zei ook alweer dat je als je toch al hier bent, je wel door moet rijden? Je moet helemaal niets, zo blijkt wel…
Pagina gaat door onder advertenties
Pagina gaat door onder advertenties