Reizen Montefeltro, Italië
Toscane te afgezaagd? San Gimignano en Siena te exclusief geworden? Dan is Montefeltro misschien wel wat voor je, deze regio geniet dat heerlijke, typisch Toscaanse gevoel, maar dan zonder de overdreven toeristische glamour. Bovendien zijn de routes van de Giro d’Italia ook erg verleidelijk. Niets alleen voor wielertoeristen, maar zeker ook voor motorrijders!
Pagina gaat door onder advertenties
Dit artikel is gratis beschikbaar voor MotoPlus abonnees
- Onbeperkt PremiumPlus leesplezier
- 15.000+ online artikelen
- 380+ digitale magazines
Al abonnee? Log in om dit artikel direct te lezen.
“Jullie hebben echt geluk!”, zegt Michael Roth met een zekerheid die wij nog niet snappen. “Laatst kwam de Giro d’Italia nog door Perticara.” We doen ons best om onze gastheer te volgen in zijn enthousiasme, maar blijkbaar is onze vragende blik hem niet ontgaan en al snel vervolgt hij zijn relaas: “Daarom zijn de wegen naar Novafeltria en Sant’ Agata Feltria bedekt met een heerlijk nieuwe laag asfalt.” Eerst verschijnt er een brede grijns op Thierry’s gezicht. Dan volgen Raoul, Philippe en uiteindelijk valt ook bij mij het kwartje. “Waar wachten we dan nog op?” Ik pak snel mijn helm. “Zie ik jullie vanavond weer hier?”, wil Michael weten, “dan reserveer ik namelijk alvast een tafeltje voor jullie.” Certo, natuurlijk!
Het is op zich al best bizar dat een wielerkoers nieuw geasfalteerde wegen oplevert voor het parcours zelf, maar dat de lastige toegangsweg Via Pian del Bosco naar het hostel van Michael en geen onderdeel van de route van de Giro, dan ook meteen ook op een verse deklaag wordt getrakteerd, dan scharen we maar onder de noemer ‘typisch Italiaans’. Des te beter voor ons, want de start met vijf serpentines in de eerste versnelling is nu des te makkelijker. Een opwarmertje dat we voortzetten op de onberispelijke bergroute naar Sant’ Agata Feltria. Thierry neemt de koppositie alsof de gele trui op het spel staat. Ik ben zeer benieuwd naar wat hij doet bij de eerste splitsing. Want onze bestemming, de Furlo-kloof, hadden we door nalatigheid niet in de GPS ingevoerd. Nog geen tien minuten later staat hij voor het enorme kasteel in Sant’ Agata. “Eh, hoe komen we nu weer verder?”
Via een smalle brug steken we de bijna droge uiterwaarden van de Marecchia over. Wat opvalt is niet de rivier, maar een reeks borden met de Mona Lisa erop. Die halen me danig uit de concentratie zo blijkt. Oeps, nam ik de bocht toch zomaar wel erg wijd. Mona Lisa? Ze hangt in het Louvre, in Parijs, wat doet die hier? Raoul en Philippe profiteren van mijn gebrekkige concentratie en suizen me voorbij. Hebben ze dan allemaal de gele trui in gedachten?
De straatstenen van Pennabilli remmen ons stevig af. Voor Café della Nina werpt de witte luifel een zachte schaduw op de grond. De stoelen en tafels eronder zitten helemaal vol en de sfeer is geweldig. “Espressootje?” Drie helmen knikken instemmend. De suiker glijdt net in de kopjes wanneer een tweewielige rariteit voor de luifel stopt. Een broodmager zwart frame met daaronder een glimmende, zilverkleurige eencilinder. De berijder draagt een korte broek, sneakers en een T-shirt, ook weer typisch iItaliaans, maar eerlijkheidshalve ook wel passend bij de uitstraling van de 230cc machine. Raoul wil meer weten en ‘Signore Motociclista’ legt uit dat de motor een hobbyist uit Padua komt. Zijn naam is Borile en zo heten eveneens de motoren. “Er zijn er maar honderd van. Maar het is een ideaal apparaatje om van het land naar het café te rijden en terug. En om dan ook nog even een omweg langs de winkels te maken.” “En hoe zit het met de Mona Lisa?” vraag ik.” “Oh, de Leonardo!” De Borile begint zachtjes te brommen. “Rijd daar de heuvel maar eens op. Dan krijg je antwoord op je vraag!”
Tibetaanse gebedsmolens, een bel uit Lhasa en kleurrijke vlaggen. Ik begin een beetje te twijfelen of we wel de juiste heuvel zijn opgereden? Ja, dat zijn we. Naast Leonardo da Vinci, die blijkbaar werd geïnspireerd door het uitzicht over Pennabili voor het achtergrondlandschap van zijn wereldberoemde Mona Lisa, blijkt ook de Dalai Lama in dit dorp aan de rand van de wereldgeschiedenis geweest. Waarom? In de achttiende eeuw stichtte een priester uit Pennabilli een missiepost in Lhasa en schreef het eerste Tibetaans-Italiaanse woordenboek. Een van de redenen voor de goede betrekkingen tussen Italië en Tibet.
De korte stop is precies wat nodig bleek om de Tibetaanse DaVinci-ontspanning over te brengen op onze rijstijl. Het deel van de route naar de Passo Cantoniera brengt daar echter weer verandering in. We snijden langs de rotswand en deinzen langs afgronden die zicht geven op schitterende panorama’s. Derde versnelling en toch opschakelen naar de vierde. Mijn Urban G/S heeft de sokken er aardig in en zonder het te beseffen draag ik opeens de gele trui.
Na een korte pauze bovenop de pas volgen we de Strada Povinciale 3 langs een spiegel van vloeibaar turkoois. De Candigliano strekt zich als een langgerekt meer uit in het dal van de Gola del Furlo. Dit stukje is zeker niet geschikt voor mensen met een haastig gemoed. Dit is zo’n plek die even de ongefilterde aandacht verdient: dit kleine natuurwonder combineert het uiterlijk en de charme van de Gorge du Ardèche in Frankrijk met dat van een gletsjermeer. De oude weg door de kloof heeft verschillende tunnels nodig om…eh…wat is dat? De doorgang is afgesloten! Vragend kijkt Philippe om zich heen en herpakt zich als eerste als hij met een plan komt. “Daar links”, wijst hij in de verte. Inderdaad.
Ciao Bella! Daar komen de haarspeldbochten! En dat uitzicht! Vanaf de smalle panoramische weg boven de kloof lijkt het geheel meer op de Gorde du Verdon dan op de Ardèche, maar waarom eigenlijk die vergelijkingen? Dit is echt iets speciaals, iets heel unieks. Net als Tavullia. Een bijzonder plekje waar je eveneens niet snel even doorheen racet. Zeker niet wanneer je ook maar een pietepeuterig beetje belang hecht aan het getal 46!
Er zijn ontzettend veel beroemdheden, maar wat Valentino Rossi in zijn racecarrière heeft bereikt, kunnen zelfs wereldsterren als Tom Cruise simpelweg niet bijbenen. In Tavullia, Valentino’s thuishaven, is de snelheidslimiet vastgesteld op 46 km/uur, een weinig subtiele verwijzing naar het startnummer dat decennialang op de kuip van zijn racers prijkte. Slingers en vlaggen versierd met de 46 sieren lantaarnpalen en ramen. Maar voor ons is de Osteria er vlakbij nóg aantrekkelijker. Omdat het laat in de middag is, maar nog geen avond, trakteren we onszelf op vier flinke ijscoupes van de gelato-winkel van Vale. Ook als troost, want de meester van het gashendel is net uitgereden.
Vanuit Tavullia zien we de Adriatische Zee al liggen en Rimini ligt op een steenworpafstand. Daar gaan we echter niet heen, de route via San Marino naar San Leo is voor motorrijders namelijk veel meer de moeite waard. Het ijs heeft ons afgekoeld en ontspannen cruisen we door de kustvlakte. Een piepklein weggetje duikt op en leidt ons naar de bergvesting van San Marino. Het weggetje is zo smal dat zelfs twee Fiat 500’s elkaar niet moeten tegenkomen. Flinke hobbels in de steile bochten zijn het bewijs van voertuigen die beter een andere route hadden kunnen kiezen, maar we zijn op de goede weg. Het lijkt alsof het plotseling allemaal draait om de bolletjestrui van de bergspecialist. Vier paar banden zoeken wanhopig naar grip, terwijl wij, de mannen aan het stuur, ons ziek zoeken naar de juiste lijn tussen de bochten. Eenmaal een haarspeldbocht uitkomend flikkert ineens de koplamp van Philippe’s Tracer in de achteruitkijkspiegel. En voor me het remlicht van Thierry. Hoe komt hij ineens weer voor me? Nou ja, de bolletjestrui is me blijkbaar niet gegund vandaag.
Vanaf de bergketens van San Marino is aan de avondhorizon een enorm kasteel te zien. San Leo beschikt over een idyllische sfeer. Keien, een stadspoort, smalle steegjes, een dorpsplein met een fontein en verschillende restaurantjes. Over eten gesproken: “Hoe ver is het naar Michael en de Via Pian del Bosco?” “Ongeveer een half uur.” Dat redden we nog wel zonder tussendoortje.
Kronkelend rollen we de hellingen af naar de Marecchia, steken het riviertje over via een smalle brug, net zoals we ’s ochtends hebben gedaan, en in Novafeltria maak ik nog een kleine omweg. Ik had daar ooit een zeldzaam exemplaar van een Fiat 500 gezien. In het gehucht Talamello, net achter het dorpsplein met uitzicht op de forten van San Leo en San Marino, staat een lichtblauwe Cinquecento geparkeerd. Spoilers en andere raceattributen maken dit wagentje tot een ware blikvanger. De reacties variëren van bewondering tot hoofdschudden. Ieder zijn smaak.
Met een rustig gangetje rijden we Talamello uit op de route van de Giro d’Italia van Novafeltria naar Perticara. Het fijnste asfalt is aangelegd voor de fietsers en in tegenstelling tot de bergetappe naar San Marino is er hier veel ruimte, is het zicht uitstekend en zijn de bochten suikerzoet. Toch doen we het rustig aan. De koplampen weerkaatsen van het asfalt en het is al later dan ik dacht. Hopelijk is onze tafel bij Michael nog vrij. “Dat dacht ik al”, lacht hij als we licht bezweet van de dag het terras op stappen. “Vier bier?” “Certo!”
Pagina gaat door onder advertenties
Pagina gaat door onder advertenties




