Reizen – Des Grandes Alpes, Frankrijk
Route des Grandes Alpes: vier woorden slechts, maar wel vier woorden met een veel diepere lading dan enkel de letterlijke betekenis die verwijst naar de illustere toeristische route door de Franse West-Alpen. Helemáál voor motorrijders belichamen ze niets meer of minder dan een droom. En dat blijkt volledig terecht!
Pagina gaat door onder advertenties
Dit artikel is gratis beschikbaar voor MotoPlus abonnees
- Onbeperkt PremiumPlus leesplezier
- 15.000+ online artikelen
- 380+ digitale magazines
Al abonnee? Log in om dit artikel direct te lezen.
Het is al eind september, maar we willen toch nog naar de Alpen, en wel via de mooiste en hoogste passen van de West-Alpen (of Westalpen, red.). Daarbij hopen we op een beetje geluk, want in deze tijd van het jaar is het hoog in de bergen vaak een kwestie van alles of niets. Ofwel tot aan de knieën in de sneeuw zakken, ofwel baden in het zonlicht tussen glanzende, zilverkleurige rotspartijen met een strakblauwe hemel vol delicate witte wolkjes. En dan nog de geur, sprankelend als champagne…
Die berglucht snuiven we voor het eerst op bij de Grote Sint-Bernhard, de plaats waar het wereldberoemde hondenras ooit door augustijner monniken op bijna 2.500 meter hoogte werd gefokt. Volgens de overlevering redde een Sint Bernard (zonder ‘h’ inderdaad) genaamd Barry hier aan het begin van de negentiende eeuw veertig mensen van een gewisse dood door een lawine en werd een legende. Misschien nog wel meer bekend is het handelsmerk van de lawinehonden: het brandewijnvat om de nek. Waarschijnlijk niets meer of minder dan een marketingtrucje van de zakelijke monniken, die de bewuste legende nog altijd in ere houden.
Het lijkt erop dat we het geluk aan de kont hebben hangen vandaag, het is keizerlijk weer en al sinds de start van onze tocht verkeren we daardoor in een bochtenroes. Bij de Kleine Sint-Bernhard slingert de weg achter de 2.188 meter hoge top fotogeniek door glooiende Alpenweiden, die de kleuren van de herfst al dragen. In de verte torent een opvallende rotspunt met steile wanden wit, majestueus en glanzend in het licht van de avondzon: de 4.810 meter hoge Mont Blanc. Iets verderop, tussen de haarspeldbochten van de afdaling naar Séez en Bourg- Saint-Maurice, vinden we onderdak in Hotel Belvédère.
Een onderkomen dat zijn naam alle eer aandoet met het prachtige uitzicht over de valleien van de Tarentaise, een van de historische provincies van de Savoie. De laatste portie bochten van de Kleine Sint-Bernhardpas staat de volgende ochtend als eerste op het programma. We rijden een eind terug en omdat het hoogseizoen achter ons ligt, hebben we de pas helemaal voor onszelf. De meanderende bergwegen, opstijgende mistflarden en een ongelooflijk panorama zijn onze beloning voor het vroege opstaan. In de vallei van de Isère komen we dan eindelijk bij de legendarische ‘Route des Grandes Alpes’: een volledig bewegwijzerde route van ongeveer zevenhonderd kilometer tussen Thonon-les- Bains aan het Meer van Genève en Menton aan de Middellandse Zee. De geschiedenis voert terug tot het begin van de twintigste eeuw, toen mensen meer mobiel werden en met de auto begonnen te reizen.
In 1909 begonnen de werkzaamheden aan deze beroemde verbinding en al in 1913 werd het eerste deel van de weg, tot aan Nice, ingewijd. Vanwege de Eerste Wereldoorlog werden de werkzaamheden tot 1918 onderbroken en pas in 1930 was de aanleg zo ver gevorderd dat het traject Nice-Chamonix in ongeveer anderhalve dag kon worden afgelegd. Een belangrijk deel werd in 1937 opgeleverd met de opening van de hoogste geasfalteerde bergpas van Europa, de 2.770 meter hoge Col de l’Iseran. Achter de imposante stuwdam van het Lac du Chevril verdween in 1952 nog het oorspronkelijke dorp Tignes onder het wateroppervlak van de opgestuwde Isère. Het dorp kreeg een nieuwe locatie en is tegenwoordig een bekende wintersportplaats. We laten het meer achter ons en rijden nu door Val d’Isère.
Het mondaine wintersportoord heeft in deze tijd van het jaar de charme van een verregende bouwplaats en we stoppen dan ook alleen maar even om te tanken. Op de Col de l’Iseran rijden we een strakblauwe lucht met witte wolken tegemoet. Bocht na bocht, haarspeldbocht na haarspeldbocht, allemaal kunstig uitgehouwen in hellingen en rotswanden, een waar genot om te rijden. De stop bij het uitkijkpunt ‘Belvédère de la Tarantaise’ op ruim 2.500 meter hoogte, met een prachtig uitzicht over de Val d’Isère, komt precies op het juiste moment om even op adem te komen. Niet veel later staan we bij het meest gefotografeerde bord van de Alpen: op de 2.770 meter hoge Col de l’Iseran, de hoogste geasfalteerde bergpas van de Alpen zoals gezegd.
Hoewel, de pas wordt nog met 32 meter overtroffen door de verder naar het zuiden gelegen Cime de la Bonette, een zijweg van de Col de la Bonette, maar dat is strikt genomen geen col. Aan de zuidelijke helling van de l’Iseran ligt het pittoreske bergdorpje Bonneval-sur-Arc. Een echt juweeltje onder de dorpen van de Savoie. De natuurstenen huizen zijn volgens oude traditie kunstig bedekt met leistenen daken en begroeid met mossen en varens. Er is nog één cafeetje open en we kunnen eindelijk een kop koffie drinken. Het is over het algemeen niet eenvoudig om in dit seizoen op de Route des Grandes Alpes in basisbehoeften als eten, drinken en tanken te voorzien. Cafés, restaurants, tankstations, veel ervan hebben hun deuren gesloten omdat er in dit jaargetijde nauwelijks nog toeristen komen. Voor ons is dat zowel een zegen als een vloek. Aan de ene kant hebben we de droomroute nagenoeg voor onszelf, aan de andere kant moeten we toch ook eten en overnachten. We zijn dan ook erg blij wanneer we uiteindelijk toch nog onderdak mét een klein restaurant vinden aan het einde van het dorp! Gelukkig is er ook de volgende ochtend weer zon in overvloed. Het maakt de etappe naar de Col du Galibier tot een ware droom.
Geen verkeer, maar eindeloze slingers en smalle haarspeldbochten. Dan staan we vol verwondering op de pas op 2.646 meter hoogte. Ook hier is het panorama weer van een overweldigende schoonheid. De gletsjers van het Massif des Écrins verschuilen zich achter een sluier van mist, dun als een vlies, alsof de natuur een klein geheim voor zichzelf wil houden. De zuidelijke helling overwint 588 hoogtemeters op korte afstand en eindigt op de pashoogte van de Col du Lautaret op 2.058 meter hoogte. Direct rechts een bar, tafels en stoelen in de zon. En talrijke geparkeerde motorfietsen: tijd voor een café au lait. Via de Vallée de la Guisane bereiken we vervolgens Briançon, waarvan de vestingmuren, toren en in totaal vier forten sinds 2008 op de Unesco Werelderfgoedlijst staan. Gelegen op 1.326 meter hoogte is Briançon na Davos de op één na hoogst gelegen stad van Europa, maar dat neemt niet weg dat het vele verkeer ons behoorlijk irriteert, vooral na de eenzaamheid in de bergen. Snel op weg naar de Col d’Izoard, die altijd goed is voor een flinke adrenalinekick, vooral via de noordelijke helling die ons tussen schaarse dennen via ontelbaar veel bochten weer heel dicht bij de hemel brengt. Boven is het grandioze landschap, Casse Déserte genaamd, ontroerend mooi. Uit enorme puinhellingen steken afzonderlijke rotspartijen en -naalden omhoog die zorgen voor een wild, bizar landschap. Een bord op de brede top van de Izoard vermeldt 2.360 meter.
Duizend meter lager ligt een landschap dat de naam Queyras draagt, het wordt doorkruist door de bovenloop van de Guil. Het kleine dal, dat een regionaal natuurpark vormt, reikt tot aan het dorp Guillestre, dat tussen de Col d’Izoard en de Col de Vars op een hoogvlakte van nog altijd duizend meter ligt. We willen vandaag nog over de Col de Vars naar Barcelonnette rijden. Omdat het al aan de late kant is, is de zon op de 2.111 meter hoge pas van de Vars, die de grens tussen de regio’s Dauphiné en Provence markeert, al achter de toppen gezakt. Daarom rijden we terug naar de ‘Refuge Napoléon’. Ondanks het late seizoen is de kleine herberg nog open, bovendien zijn er nog kamers vrij. We worden hartelijk ontvangen door de eigenaresse. De man des huizes blijkt in de keuken aan het werk en niet zonder succes: wat we tijdens het diner krijgen voorgeschoteld prikkelt de smaakpapillen namelijk net zo hard als de landschappen het netvlies!
De volgende dag lacht de zon weer! De warme stralen maken korte metten met de rijp van een ijzige nacht. Al vroeg zijn we op weg naar de Col de la Bonette. De weg is smal en in goede staat, het landschap wordt steeds rotsachtiger en kaler, uiteindelijk is er geen boom of struik meer te zien. In combinatie met een allesomvattende uitgestrektheid en eenzaamheid is dat tegelijkertijd zowel groots als beklemmend. We bevinden ons op een hoogte van 2.802 meter.
Voor de laatste zestig hoogtemeters naar het uitkijkplatform op de Cime de la Bonette moeten we lopen. En ook al prikkelt de lucht nog steeds, op de een of andere manier is het hier ook behoorlijk ijl, zoals we tijdens onze wandeling snel merken. Daarentegen is het niet voor niets en worden we beloond met een indrukwekkend 360°-panorama, waar we ons na een half uur slechts met de grootste moeite van kunnen losmaken. Weer verder, eerst daalt de smalle weg achter het vervallen Fort Camp des Fourches langzaam, maar daarna gaat het steil en bochtig naar beneden naar het bovenste deel van de Vallée de la Tinée. Bij de rode rotsen van de Gorges de Valabres verlaten we de Route des Grandes Alpes en rijden westwaarts over de Col de la Couillole. Niet alleen het zonlicht raakt op na een tijdje, ook de brandstof. Maar wat een geluk: vanaf hier gaat het bergafwaarts en zo rolt de Transalp met uitgeschakelde motor de laatste kilometers naar het bergdorp Beuil, waar we voor een klein winkeltje twee op het oog stokoude benzinepompen aantreffen. Na twee spannende minuten komt het verlossende woord: ze werken nog steeds. Nóg meer geluk: 300 meter verderop is er ook nog een hotel! De volgende ochtend banen we ons een weg tussen de smalle, auberginekleurige rotswanden van de Gorges du Cians door. In het onderste deel van de indrukwekkende kloof verspert een slagboom ons de weg.
We proberen een weggetje naar links en maken zo kennis met de Col de la Sinne, waarvan de bijna drie meter brede strook ons op spannende wijze en met een prachtig uitzicht eerst naar de 1.438 meter hoge top brengt en vervolgens terug naar de Route des Grandes Alpes. Daar wachten ons de spectaculaire haarspeldbochten van de Col de Turini. Dicht bij zee gelegen reikt de pas slechts tot 1.607 meter hoogte, maar dat doet ’ie dan wel op onnavolgbare wijze. Wie kent niet de avontuurlijke beelden van de Rallye van Monte-Carlo, de moeder aller rally’s. De ene haarspeldbocht na de andere, het gaat geen tien meter rechtuit. En weer rechts, links, rechts, links, wat een adembenemende ervaring. Het is meteen ook de laatste col van onze reis, maar nog lang niet de laatste bocht. We slingeren nog ruim twee uur heen en weer, tot we uiteindelijk in Menton aankomen bij de Middellandse Zee, het eindpunt van de route. Een route die veel meer is dan enkel een weg van a naar b: met zijn bochten, hoogtes en adembenemende uitzichten raak je in een roes waarvan je zou willen dat die nooit ophoudt. De Route des Grandes Alpes raakt je in hart en ziel!
Pagina gaat door onder advertenties
Pagina gaat door onder advertenties


