Dolomieten, Italië
Pagina gaat door onder advertenties
Dit artikel is gratis beschikbaar voor MotoPlus abonnees
- Onbeperkt PremiumPlus leesplezier
- 15.000+ online artikelen
- 380+ digitale magazines
Al abonnee? Log in om dit artikel direct te lezen.
Wanneer je iets nieuws begint, is een beetje oefening vooraf wel handig om op gang te komen. En precies om die reden heb ik in Pieve di Cadore, de belangrijkste plaats in de Cadore vallei, de Rifugio Costapiana uitgekozen. Om te oefenen dus. Het plan is om met de motor verschillende berghutten, ofwel refugios, te bezoeken, en die liggen zoals je mag verwachten doorgaans niet aan strak geasfalteerde hoofdwegen. Integendeel, ik heb veel offroadkilometers voor de boeg de komende dagen. Het onverharde deel naar Costapiana is slechts een paar kilometer lang en ook nog wel in een redelijke tot goede staat. Althans, dat was het geval in mijn herinnering. Zoals met alles kan het echter verkeren: een weinig fraaie winter in combinatie met een behoorlijk verwoestende storm ligt er tussen mijn laatste en huidige bezoek, en dat kan alles veranderd hebben. Maar is dat ook zo? Daar kom je maar op één manier achter en dus zet ik koers richting de berghut. Al snel verbrokkelt het asfalt langzaam en transformeert in een onverharde weg. Geen probleem voor de Desert Sled onder mijn achterste, die ik voor de gelegenheid wel van grof geprofileerd schoeisel heb voorzien. Toegegeven, zelfs een oer-Fiat 500 zou hier nog zonder problemen naar boven komen, maar toch geven de banden een geruststellend gevoel. Als ik ze niet had, dan zou ik ze in ieder geval er heel snel op willen hebben.
Het bos verdwijnt en boven een uitgestrekte open plek ligt de rifugio van de familie Gei. Het panoramaterras straalt in een hartverwarmende zomerse glans en ik ben op dit moment nog de enige gast, al gaat daar op korte termijn wel verandering in komen. Vader Gei weet te melden dat ze pas twee weken geleden de deuren hebben geopend. De sneeuwmassa’s van afgelopen winter zijn dit jaar bijzonder lang blijven liggen, al is daar nu helemaal niets meer van te merken. Door de borders dartelen vlinders en over de planken scharrelen opgewarmde hagedissen, alsof er nooit een winter of sneeuw is geweest. Of ik nog problemen heb gehad met de weg hierheen? Nee, waarom? Al jaren dringt hij er bij de lokale gemeente op aan om ook het laatste stuk van de weg naar de zijn rifugio eindelijk te asfalteren. Dat zou voor hem en de gasten een heel stuk comfortabeler zijn. Mijn opmerking dat ik juist daarin de charme van de berghut zie, spoel ik weg met de eerste slok cappuccino.
De rust en gelatenheid van Costapiana raakt snel in de vergetelheid. En mijn voorliefde voor allesbehalve makkelijk toegangswegen wordt optimaal beantwoord door de piste naar de Rifugio Antelao. Wat overigens een behoorlijk lange rit wordt. De weg klampt zich vast aan een schuine helling en alleen het dichte naaldbos belemmert het uitzicht de afgrond in. Een zorgzame ziel heeft op de meest kritieke punten nog een soort van bermafscheiding in elkaar geknutseld, maar wel op zo’n krakkemikkige wijze dat je die liever niet op de proef wilt stellen. Ondertussen baant mijn tweecilinder zich een weg over het rotsachtige pad. Een piste die de opperste concentratie vergt en ik ben zo gefocust op de weg, dat ik pas in een extreem langzaam genomen bocht, want tergend slechte ondergrond, een uit het niets verschijnend panorama opmerk. Ruim achthonderd meter onder me schittert het onwerkelijk stralende turquoise Lago di Cadore, daarachter doemt de Monte Cridola op, die al half in Friuli ligt. Pas nu merk ik dat het zweet in stromen over mijn rug gutst. Hoe ver is het nog naar de berghut?
Inwendig schud ik nog steeds mijn hoofd. De weg naar de Antelao hut bleek een stuk zwaarder dan verwacht, de pauze bij de rifugio langer dan gepland. Maar nu ben ik weer fris. Fris voor het uitstapje naar Val d’Oten. En daar kijk ik erg naar uit. Nadat het asfalt en de zwerm dagjesmensen bij bar Alla Pineta vaarwel hebben gezegd, pronkt voor me een piste die zich vooral kenmerkt door zijn best wel toegankelijke karakter. Totdat de weg me voor een doorwading met meerdere vraagtekens boven het hoofd doet stoppen. Het water staat niet uitzonderlijk hoog, maar flinke stenen hebben een onaangename versmalling gecreëerd, die zo glad lijkt dat ik toch wel behoorlijk begin te aarzelen. Totdat ik een heldere ingeving krijg: auto’s kunnen hier onmogelijk passeren, dus moet er nog een andere doorgang zijn. Maar waar?
Ik probeer steeds maar bergop aan te houden en dat blijkt de juiste beslissing: plots openbaart zich een betonnen doorwaadbare plaats, die aan de linkerkant enkele meters afloopt. Het is de sleutel tot een succesvol vervolg van de rit. Hoewel de piste bijna rechtdoor door de brede, bijna uitgedroogde rivierbedding loopt, is het voorbij met het vlotte tempo van daarnet. Maar waarom zou ik hier ook met een stevig tempo door de omgeving denderen? Op een schaduwrijke strook grasland aan de rand van de drooggevallen rivier neem ik even de tijd voor een pauze. Komt het door de middaghitte? In de lome schaduw vallen de ogen even dicht, ik denk terug aan eerdere bezoeken aan de Dolomieten, die altijd weer weten te fascineren. Een passerende groep wandelaars haalt me weer uit de halve slaap, ze willen weten hoe ver het nog is naar de waterval? Geen idee, moet ik ze tot mijn spijt melden, terwijl achter me de bergmarmotten piepen!
Blijkbaar kennen maar weinig mensen de Pian dei Buoi. Dat zou maar zo kunnen komen omdat de meesten al terugdeinzen bij de aanblik van de aanrijroute vanuit de Cadore-vallei. Twaalf kilometer steil bergopwaarts met talrijke haarspeldbochten is niet voor iedereen weggelegd. Bovendien is de weg zo smal dat twee auto’s elkaar niet kunnen passeren. Daarom zijn de weg omhoog naar Pian dei Buoi en aansluitend weer omlaag aan bepaalde tijden gebonden. Wie zich de moeite getroost om zich daaraan te conformeren, staat iets zeer bijzonders te wachten. Op naar de 24 haarspeldbochten van deze achtbaan! Wie iets à la Stilfser Joch verwacht, zal overigens al snel merken dat die legendarische haarspeldbochten in de Ortler-Alpen een snelweg zijn in vergelijking met de slingers alhier. Niet voor niets meldt de routeplanner dat er voor de bescheiden twaalf kilometer een reistijd van vijftig minuten staat.
De geur van vers gekapt hout hangt in de lucht wanneer ik het plateau bereik. Hier splitst een piste zich af naar Col Vidal. Op de heuvel liggen de overblijfselen van een fort uit een van de wereldoorlogen, maar dat is zeker niet de reden om daarheen te willen. Door een donkere tunnel, die meer op een grot lijkt dan op een tunnel, en een ruig stuk piste, bereik ik eerst de oude kazematten, op een volgende heuvel gevolgd door de geschutsopstellingen. De kanonnen zwijgen inmiddels al decennia lang, maar het eigenlijke hoogtepunt, heel onoorlogs, is gebleven: het uitzicht op de Drei Zinnen, een kleine vijftien kilometer verderop. Ik kan me alleen maar voorstellen wat voor een hectische drukte er daar op dit moment heerst. Met een tevreden glimlach leun ik achterover. Tot ik me realiseer wat ik hier mis: koffie en cake! Maar de oplossing is even dichtbij als prikkelend!
De rit naar Rifugio Ciadeiro is, althans volgens de tekst op de borden, verboden. Maar waar een wil is, is een weg. Een legale weg, een Italiaanse ook. Je belt Enzo in de hut en vraagt of je toch naar boven mag rijden. En ik heb geluk, ik krijg de zegen van Enzo. Maar moet ik dat wel echt doen? Er zijn namelijk twee haarspeldbochten die het je niet bepaald makkelijk maken. Vergeet de avonturen op de Ligurische en Assietta grenskamwegen, deze twee haarspeldbochten dwingen je tot het uiterste. Op losse grind, en heel steil bergopwaarts. Als je er geen problemen mee hebt om de maagdelijke staat van je geliefde motor op het spel te zetten, dan is deze piste echt een uitdaging.
Ik denk even na. Geen passagier, minimale bagage en een motorfiets die vrij goed te temmen is, ook offroad. Dat moet lukken. En laten we eerlijk zijn: het zijn maar twee haarspeldbochten! Met grootse moeite ploeter ik door de bochten, cirkel rond een rotspunt, waarachter – alsjeblieft, alsjeblieft! – gelukkig niemand in de weg staat. En hop, daar sta ik voor Enzo’s hut. Dikke druppels parelen van mijn voorhoofd. Koffie? Nee, ik heb eerst iets kouds nodig!
Gelukkig heeft niemand me gezien tijdens de afdaling vanaf Rifugio Ciadeiro. Dit was namelijk allesbehalve het toonbeeld van soevereine voertuigbeheersing. Maar zoals zo vaak in het leven gaat het om het eindresultaat. Ik ben zonder vallen in één stuk beneden gekomen met lurven en kladden in ongeschonden staat. Wel heb ik nog één laatste doel voor vandaag: Rifugio Baion. Het begint al te schemeren en de laatste meters van de piste zorgen nog eens voor een licht verhoogde hartslag. Uitgesleten dwarsgroeven en puin maken het pad uitdagend, glad als een bowlingbaan is het zeker niet. Met het achterwiel onder constante tractie rij ik naar de hut, een voormalige kaasmakerij.
Uit de ramen schijnt een gezellig licht. Helemaal bezweet stap ik de eetzaal binnen. Achterin de rustieke ruimte knettert een vuurtje. Dino, de waard achter de bar, twee wandelaars, een mountainbiker en een potige boer proosten met elkaar. Niet voor het eerst, zo concludeer ik uit de uitgelaten sfeer. Ik heb mijn helm nog in de hand wanneer Dino me al een aperitiefje in de hand drukt. Zijn “benvenuto!” is het begin van een kroeggesprek dat me nog lang zal bijblijven. Vooral omdat mijn kennis van het Italiaans niet verder reikt dan de absolute basistermen als ‘goedemorgen’, ‘goedenavond’ en ‘een biertje alstublieft’. Maar dat maakt vandaag niet uit, handen en voeten blijken voldoende voor een prima onderhoud. Dan piept mijn mobiele telefoon, een bericht van een Italiaanse vriend, Giorgio: “Heb je zin om morgen offroad te gaan rijden? Ik ken een mooie route.” Dat kan maar in één antwoord resulteren: “Certo – natuurlijk!”
Pagina gaat door onder advertenties
Pagina gaat door onder advertenties




