Column Hugo Pinksterboer

Ik heb één motorrijdende vriendin die motorkleding vooral veel gedoe vindt, om er vervolgens in een stralend zomerjurkje onder vandaan te komen. Dat laatste is mij nooit gelukt, maar ik heb die verplichte verkleedpartij ook nooit gedoe gevonden. Een beloning heb ik dus niet nodig. Toch krijg ik ‘m altijd.
Pagina gaat door onder advertenties
Dit artikel is gratis beschikbaar voor MotoPlus abonnees
- Onbeperkt PremiumPlus leesplezier
- 15.000+ online artikelen
- 380+ digitale magazines
Al abonnee? Log in om dit artikel direct te lezen.
Over hoe ik het als kersvers herintredend autobezitter ervaar om op vier wielen door het verkeer te gaan, schreef ik hier eerder al. Wat ik toen nog niet wist, realiseer ik me nu volop: ik voel nóg beter wat motorrijden voor me doet. Dat besef kwam in stapjes. Er was bijvoorbeeld die wintermiddag dat ik het vogelvoer achter in de tuin aanvulde, voelde dat het zachtjes regende, naar binnen liep en mijn Stadler-pak aantrok om een zijspanrondje markt, bouwmarkt en kringloop te doen. Heel even vroeg ik me nog af of het niet net zo makkelijk was om in die auto te stappen. Heel even. Het antwoord was nee, en onderweg naar Zaandam wist ik meteen weer waarom. En toen ik terugreed en ik het licht over de Nauernasche vaart zag schijnen, realiseerde ik me volop hoe zo’n beleving van pakweg vijf seconden me meer ontspanning biedt dan een film van pakweg zes kwartier – maar niet als je dat licht door een autoruit ziet en je de geur en het gevoel van de lucht er maar bij moet fantaseren.
Ik geef toe dat ik die auto al meer gebruikt heb dan ik verwacht had, al is dat meestal omdat we nog altijd bezig zijn om die vrijgekomen woonboerderij in Groningen leeg te ruimen: da’s toch elke keer weer een hele Peugeot Partner vol milieustraatafval en een even grote lading kringloopspul per weekend. Maar als het niet hoeft, ga ik op twee wielen. Of op drie, want ook dat span moet in beweging blijven. Het is echt beter voor me, nog even los van het simpele feit dat ik na een lange rit altijd frisser af- dan uitstap. Of dat ik een motorrit nooit zal onderbreken om een reep chocola naar binnen te werken, maar dat een snoeploze autorit van langer dan een half uur meer is dan ik aankan. Of dat ik van vroeger weet dat ik vaker in een auto spijt had dat ik niet met de motor was dan andersom.
Sinds die auto er is, besef ik weer echt dat motorrijden een keuze is, en dat de rituele verkleedpartij die aan een motorrit voorafgaat je alle gelegenheid biedt om je af te vragen of je gek bent. Vooral als het echt fris wordt, zo rond het vriespunt of daaronder, want die temperaturen vereisen een serieuze aanpak. Niet als het om een half uurtje gaat, want dan ben je met een paar goede winterhandschoenen, een colletje en een extra laagje her en der wel klaar. Maar wordt de rit langer, dan moet je er meer voor doen – en inmiddels weet ik heel goed wat.
Ook in de winter blijf ik een fervent jeansdrager, al is dat pas sinds ik de Roadskin Paranoid X ontdekte. Met z’n tweelaags constructie houdt die mijn benen op m’n dikke GSA tot een temperatuur van een graad of acht, negen prima op temperatuur. Gaat het richting de vijf graden of lager, dan draag ik er een legging onder. Merinowol voelt behaaglijker dan technisch textiel, maar vraagt bij zulke temperaturen wel om een winddichte bovenlaag. Onder die jeans is mijn al jaren oude Craft-legging de betere keuze. Met mijn bovenkleding ben ik snel klaar, nu ik (ik mag het nog één keer zeggen, denk ik) eindelijk zo slim was om een elektrisch verwarmde Gerbing-jas aan mijn garderobe toe te voegen. Een T-shirt, die binnenjas en mijn gelamineerde buitenjas zijn voldoende.
Verwarming op standje twee van de vier warmtestanden, en dan kan mijn handvatverwarming het op standje een van de twee makkelijk aan. Tenzij het kwik nog verder daalt: dan pak ik mijn stuurmoffen van de plank en doe ik mijn herfsthandschoenen aan. Oordoppen in, een colletje om mijn hals, mijn gewone bril af, de WileyX Breach op mijn neus – daar kom ik nog ’s op terug – en mijn helm op mijn hoofd. Deur dicht, sloten van het slot, snoertje van de jas aan de accu en opstappen. En dan ontdekken dat je telefoon nog op tafel ligt. Ik zei het al: plenty tijd om me af te vragen of ik gek ben. Het antwoord laat zelden langer dan vijfhonderd meter op zich wachten.
Pagina gaat door onder advertenties
Pagina gaat door onder advertenties