Warmdraaien 21 – 2014
Het kan dus altijd nog erger, dacht ik vorige week zondag, toen ik was uitgenodigd om eens een autorace te komen bekijken. Het waren – ik moet het programmaboekje er weer even bijpakken – de Formido Finaleraces op Zandvoort. Oftewel de seizoensafsluiter voor autoracend Nederland. Met aan de start klinkende klasses als de Porsche GT3 Cup Challenge Benelux, de Clio Cup Benelux, de Burando Production Open en de NEC Formula Renault 1.6. Die laatste zien er in elk geval uit als echte racewagens, voor de rest zijn het vooral gepimpte gewone auto’s. En wie in onze motorsport al moeite heeft om de regeltjes van klassen als supersport, superstock en superbike te doorgronden, die raad ik aan alleen goed voorbereid bij een autorace te gaan kijken, want daar is voor een buitenstaander nog veel minder aan vast te knopen. In die Production Open zie je bijvoorbeeld tip-top BMW M3’s, maar ook Alfa Romeo Giulia’s uit het jaar kruik. Uit het feit dat er zes man naar het podium mochten maakte ik wel op dat er in elk geval twee klassen waren samengevoegd. Wel jammer trouwens voor die laatste twee deelnemers in deze klasse, die mochten niet naar het podium en bleven dus met lege handen achter…
Want om terug te komen op de openingszin: het aantal deelnemers aan deze finaleraces was zwáár teleurstellend, met bijvoorbeeld slechts zeven Porsche’s in wat blijkbaar de belangrijkste wedstrijd van de dag was. Dan blijkt zo’n circuit opeens toch behoorlijk lang, want tussen elke doorkomst kon je met een gerust hart een frietje gaan halen, zonder iets te missen…
Maar als je met één vinger naar iemand anders wijst, wijzen er natuurlijk vier naar jezelf. Want eerlijk is eerlijk: ook in de Nederlandse motorsport ziet het er op dit moment verre van rooskleurig uit. Internationaal doet Nederland na jarenlang op een houtje bijten eindelijk weer mee op twee wielen, met de wereldtitel van Michael van der Mark in de wegrace en de bijna-wereldtitel van Jeffrey Herlings (alleen een gebroken been wist hem dit jaar te verslaan) in de motorcross. En ook als breedtesport lijkt de motorsport te zijn ontdekt. Daarvan getuigen volle startvelden bij clubmotorcrossen, clubtrials en bijvoorbeeld de Open Wegrace Cup van Hennie Lentink. En wat te denken van de offroad-ritten die momenteel elk weekend georgansieerd worden: vrijwel elke zondag betalen tussen de 1.000 en 1.750 offroad-rijders een paar tientjes inschrijfgeld om heerlijk een dagje onbekommerd een uitgezette route van 40 à 50 km te rijden door de bossen, over zandpaden en over net geoogste akkers. Mooier wordt het niet in Nederland!
Met de toppers zit het momenteel dus wel goed (oké, het kan natuurlijk altijd beter!) en met de echte hobbyrijders ook, maar juist daar tussenin – op nationaal niveau – leidt de Nederlandse motorsport anno 2014 een kwijnend bestaan. ONK wegraces, ONK motorcrossen, ONK enduro’s, ONK Supermoto en ONK trial; het is huilen met de pet op. De deelnemersaantallen hollen achteruit, net als het aantal toeschouwers. Organisatoren vragen zich daardoor weer af of het wel zin heeft om in de toekomst deze wedstrijden te blijven organiseren. Op ONK-niveau bevindt de motorsport zich op een zwaar hellend vlak en daarbij krijgt natuurlijk vooral ‘de crisis’ de schuld, maar dat is in mijn ogen veel te makkelijk. Met name van de sport-tak van de KNMV wordt meer dan ooit echte visie verwacht, want met al die duizenden motorsporters die hun sport nu op hobbyniveau beoefenen moeten talenten wel de mogelijkheid hebben om in de toekomst door te stromen en ooit Van der Mark en Herlings op te volgen. Topsport bestaat dankzij het pyramidemodel en de brede basis is er best in dit land. Maar als we niet oppassen verdwijnt de motorsport op nationaal niveau en dat zou echt rampzalig zijn.
Eric Bulsink, hoofdredacteur MotoPlus