Nieuws

Warmdraaien 10 – 2017

“Daar staat Boet van Dulmen. Vraag maar of hij een handtekening op die poster in het programmaboekje wil zetten”, ik hoor het mijn vader nog zo zeggen. Het moet ergens halverwege de jaren tachtig zijn geweest, vermoedelijk langs de Varsselring bij Hengelo Gelderland of de Luttenbergring in de omgeving van Raalte. Van Dulmen stond ontspannen leunend tegen een boerenhek naar een race te kijken en nam alle tijd voor een krabbel onder een foto van zijn Honda in de toen kenmerkende PDM-kleuren.

Die poster heeft nog jarenlang aan de muur van mijn slaapkamer gehangen, al moet ik eerlijk bekennen dat ik destijds als 10-jarig knulletje nog een erg korte spanningsboog had als het om het volgen van races ging. Ik ging voornamelijk mee voor de activiteiten die zich onder de tribunes langs die stratencircuits afspeelden. Daar waren knaapjes als ik in een verwoede strijd gewikkeld om lege frisdrankflesjes, die tussen de houten bankjes van de tribunes door naar beneden werden gegooid. Wel even uitkijken dat je zo’n glazen fles niet op je kop kreeg, maar als je er vervolgens als eerste bij was, had je weer tien keiharde centen statiegeld voor in je spaarpot. Met een beetje mazzel had je dan aan het eind van een dagje ‘races kijken’ een aardig kapitaaltje bij elkaar geraapt.

 

Dat ik in de onmiddellijke nabijheid verkeerde van Nederlandse toppers als Van Dulmen, maar ook van buitenlandse GP-helden als bijvoorbeeld Christian Sarron en Toni Mang ging in de flesjeshectiek volledig langs me heen. En dat terwijl je in de vrij toegankelijke paddock bij wijze van spreken gewoon even bij die mannen kon buurten en ook hun machines van dichtbij kon bewonderen. Toen ik echt interesse in de races begon te krijgen, kwamen die GP-toppers nauwelijks meer naar de stratencircuits en moest je naar de TT van Assen om ze te zien. En dat bleef dan beperkt tot ‘in actie zien’, want met de verdergaande vercommercialisering van de motorsport werd zo’n paddock vol met toppers meer en meer een plek voor de ‘happy few’ en een droombestemming voor de racegekke tiener die ik toen inmiddels was.

Dat ik daar later beroepsmatig uiteindelijk meer dan eens terecht zou komen, had ik toen niet durven bevroeden. De eerste paar keer liep ik uiteraard zo trots als een beer met de bekende zeven – nou ja, vul die zelf maar in – door de paddock, één grote snoepwinkel was het. Maar hoe mooi het van de buitenkant misschien ook lijkt, de GP-paddock heeft – zeker de laatste jaren – meer weg van een steriele operatiekamer dan van een bruisend racehart, waar je zomaar je favoriete coureur tegen het lijf kunt lopen. Nu wil ik niet naïef zijn en snap ik ook wel dat een openstelling van zo’n GP-paddock in tijden van doorgeslagen massahysterie tot volledig ongecontroleerde en absoluut onwenselijke situaties kan leiden, maar het creëren van een haast onneembare vesting is wel het andere uiterste.

Dat het ook anders kan, liet de organisatie van het afgelopen WK Superbike (dezelfde club die ook de MotoGP onder haar hoede heeft, dus er is hoop…) op Assen zien. Voor een schappelijke € 49,- had je toegang op beide racedagen, toegang tot een paddock met veel extra activiteiten en kon je ook nog eens mee met de pitwalk om de Superbike-toppers in levende lijve te ontmoeten. Zeker weten dat er nu ook weer gesigneerde posters in slaapkamers hangen! De MotoPlus-lezers Patrick Nijssen en Bart-Jan Kapteijn vielen als winnaars van onze Superbike-reporters-actie helemaal met de neus in de boter en kregen met hun ‘all acces’-passen toegang tot deuren, die voor mij met mijn ‘eenvoudige’ paddock-pas hermetisch gesloten bleven. Baas boven baas….

Jeroen Hidding, adjunct-hoofdredacteur MotoPlus

Gerelateerd nieuws

Overig nieuws