Doping voor motorolie
We zagen ze afgelopen weekend weer op een beurs. Wonder toevoegiongen voor de motorolie. En kijk eens: we waren er zelf net mee bezig:
Onderstaande tekst is gebaseerd op vrij toegankelijke informatie. Theorie en praktijk kunnen verschillen. Zo kennen wij iemand die zweert bij QMI omdat het motorblok van zijn motor na toevoeging van de PTFE toevoeging duidelijk hoger op nullast draaide.
Er is ons veel aan gelegen de motoren van onze motoren te vertroetelen. Maar natuurlijk dromen we ook soms weg van wondermiddelen waarmee we zomaar een blokrevisie kunnen omzeilen. Of voorkomen. Dan komen we op het schimmige pad van de flesjes, blikjes en flacons met wondermiddelen. Je komt er een heel eind mee. Zo reden we ooit een doodmoeie CB 750 F die op het laatst alleen nog maar op additives liep. En weet u wat er gebeurde? Er brak een nokkenas. Maar dat was dus helemaal eigen schuld.
Motoplus is daarbij benieuwd naar reacties van aanbieders en gebruikers van dit soort olie toevoegingen. Experts zijn het er over eens dat latere toevoegingen aan motorolie weinig toegevoegde waarde hebben wanneer een motorblok gewoon in goede staat is. Ze gaan van uit dat er aan de olie zoals die door de gerenommeerde fabrikanten wordt aangeboden weinig te verbeteren is. De toevoegingen ‘af fabriek’ zijn toegesneden op het gebruik in de krachtbron van je motor. Het uitgelezen scala aan additieven die de fabriek bij de moderne olie mengt zorgt voor eigenschappen per additief of een synergie van eigenschappen die elkaars werking versterken. Het verstoren van de balans tussen die middelen kan de eigenschappen van de olie verminderen. Denk maar basic: wat zout maakt de frieten lekkerder. Een pond zout maakt ze niet echt veel lekkerder meer.
We keken naar olie toevoegingen die in dezelfde groep vielen, dezelfde basisingrediënten hadden en de zelfde beloftes deden. We kwamen tot het volgende onderscheid in soorten:
1. Vloeistoffen gebaseerd op minerale oliesoorten (met de daarbij behorende, standaard additieven plus PTFE. En PTFE is de soortnaam van de producten waarvoor DuPont de merknaam ‘Teflon’ heeft vastgelegd. En PTFE betekent: polytetrafluoretheen, PTFE is een ‘plastic’ met een extreem laag wrijvingscoëfficiënt. Een vaste stof.
2. Producten die bestaan uit bovengenoemde, normale minerale olie met de standaard toevoegingen plus zinkdiakyldithiofosfaat (of zinkdiaryldithiofosfaat), bekent als ‘zink’ als extra toevoeging.
3. Producten die – voor zover wij konden nagaan – dezelfde toevoegingen als standaard motor oliesoorten hebben. Maar dan wel in verschillende verhoudingen en combinaties.
4. Producten die voornamelijk bestaan uit oplosmiddelen en reinigingsmiddelen. PTFE, of als het van DuPont komt ’Teflon”. De meest verkochte olie toevoegingen zijn op dit moment die waarbij PTFE poeder is vermengd met gewone, zeg hoogwaardige, minerale of synthetische motorolie. In dit segment is Slick 50 volgens eigen zeggen de grootste speler. Een aantal van de namen die wij vonden waren: Slick 50, QMI, Lubrilon, Microlon, Petrolon, Matrix (van hetzelfde bedrijf dat ook Slick 50 maakt).
Een zoektocht op het Internet leverde nog een veel groter aantal aanbieders op. En doorgaans willen die ook graag in Nederland leveren. Gewoon per post. De PTFE wordt bij deze leveranciers als enig extra werkende bestanddeel aan gegeven. Deze reeks producten heeft binnen auto- en motorrijders kringen een serieuze reputatie opgebouwd. Maar er zijn ook mensen geweest met een meer kritische opstelling.
Zo heeft de uitvinder van het product, de Amerikaanse chemie gigant DuPont ooit nadrukkelijk gemeld dat: “Teflon geen zinnige olie toevoeging of smeermiddel is voor verbrandingsmotoren”.
Het bedrijf weigerde Teflon dan ook als zodanig door te verkopen. Toen DuPont de levering van PTFE poeder aan de additieven makers stopte, waren er een aantal die hun heil elders zochten. Ze kochten hun PTFE poeder in andere landen en verhulden die aanpak door de toevoeging onder fantasie namen op het etiket te vermelden. Maar het bleef gewoon PTFE. Uit die tijd stammen ook de verhalen over de grotere ‘vlokgrootte’ van de niet van DuPont betrokken PTFE poeders. Die grotere deeltjes zouden makkelijker ‘uitzakken’ en verstoppingen veroorzaken in filters en kanalen.
Na een aantal rechtzaken moest DuPont toegeven dat PTFE ook geen duidelijk aanwijsbare nadelen had bij gebruik in verbrandingsmotoren. Het bedrijf moest de levering van PTFE poeders aan de eerder genoemde fabrikanten van extra smeermiddelen dan ook hervatten.
De makers van de smeermiddel toevoegingen claimden onmiddellijk dat de rechters hadden bewezen dat hun aanpak werkte. Terwijl de uitspraak feitelijk alleen was dat de schadelijkheid van PTFE als toevoeging niet was bewezen.
Bij aanschaf van een PTFE dragende toevoeging is er in dat geval een heel makkelijke richtlijn: wanneer er op de verpakking staat dat het product eerst geschud moet worden, dan hebben de toegevoegde PTFE deeltjes blijkbaar de neiging naar de bodem te zakken. En als ze dat in de fles doen, dan zullen ze dat in een doorgaans weinig gebruikte klassieker waarschijnlijk ook doen. Want PTFE is een vaste stof. De additieven makers claimen dat juist die vaste deeltjes de beschermingslaag op de metalen loopvlakken achterlaten. Een sluitend wetenschappelijk bewijs is daar nog niet voor gegeven Maar gevoelsmatig lijkt het dat de PTFE die juist moet neerslaan op de plekken die in de motor het zwaarst belast worden, nog makkelijk moeten neerslaan op de rustiger plekken in het blok. Zoals in de oliekanalen. Zelfs NASA tests wezen in die richting.
Daar staat de bewering van een aantal fabrikanten tegen over. Die zeggen dat hun PTFE zo fijn vermalen dat het in oplossing blijft en door alle oliekanalen en filters heen gaat. Dat klinkt goed en kan waar zijn. Maar dan moeten we maar hopen dat die fabrikanten er rekening mee hebben gehouden dat PTFE onder verhitting erg uitzet. Laboratorium tests in Amerika hebben bewezen dat bij sommige leveranciers de groei van de PTFE deeltjes in praktijk zo groot is dat de deeltjes op werktemperatuur van de motor blijkbaar gedeeltelijk in de filters achter bleven. Alleen QMI informeert dat de PTFE deeltjes in hun product zo klein zijn dat ze in circulatie blijven tot dat ze neer slaan op hun werk plek. Ook had QMI duidelijker te controleren referenties over het gebruik en de resultaten van hun product.
Het nieuwste wondermiddel: zink.
De laatste jaren is er een product dat PTFE naar de kroon wil steken: zink. Nou ja, eigenlijk ‘zinkdialkyldithiofosfaat’of ‘zinkdiaryldithiofosfaat’. De vertegenwoordigers van deze trend claimen veel betere resultaten dan dat de collega’s uit de PTFE hoek kunnen leveren. Die doen trouwens het omgekeerde. Zink is al jaren een bestanddeel van gewone motor oliesoorten. Bij de standaard oliesoorten is een percentage van 0,1 gebruikelijk. Bij olie voor hogere belastingen kan dat oplopen tot 0,2 volume procent. Eerst waren die percentages hoger. Maar nadat er claims over defecte katalysatoren waren geweest hebben de oliefabrikanten de waardes verlaagd. Maar gelukkig rijden wij klassiek. Organische zink verbindingen worden gebruikt omdat ze betere bescherming tegen slijtage onder hoge drukken geven.
Denk aan motoren die erg hoge toerentallen draaien en turbo compressoren. Die zink doet alleen zijn beschermende werk wanneer er metallisch contact optreedt in het motorblok. En dat zou onder normale omstandigheden nooit mogen gebeuren. Maar wanneer iemand het leuk vindt om zijn toerentellernaald regelmatig uit te laten in het rode gebied, daar kan de zink voor redding zorgen. Middelen die ‘zink’ houdend zijn, zijn eenvoudig te herkennen. Er zit een waarschuwingssticker op omdat het ‘zinkdialkyldithiofosfaat’ en ‘zinkdiaryldithiofosfaat ‘ bijvoorbeeld oogschade kunnen veroorzaken. Draag altijd een beschermingsbril en handschoenen wanneer er met vloeistoffen gewerkt wordt die op enige manier schadelijk voor de gezondheid kunnen zijn. Zorg ook voor een goede ventilatie.
Oplos- en reinigingsmiddelen Die middelen vinden we vaak in de oudere generaties olie toevoegingen. Blokvervuiling kwam toen veel meer voor. Ze zijn doorgaans gebaseerd op reinigings- en oplosmiddelen die sludge (‘mayonaise’), vernis en koolaanslag uit het blok laten verdwijnen. Ze doen in feite het tegengestelde van wat de ‘nieuwe’ middelen zoals PTFE en zink doen. Ze laten geen mooi laagje achter, ze halen juist viezigheid weg. Het befaamde Wynn’s friction Proofing bestaat bijvoorbeeld voor 83% uit kerosine. En kerosine zit qua familieband heel dicht op petroleum. Andere merken bestaan gedeeltelijk uit naftaleen, xyleen, aceton of isopropanol. Dat zijn agressieve stoffen met gevaar bij oogcontact en inademing. Bij een te grote dosering halen ze echter niet alleen de viezigheid weg, maar ook de smerende olielaag. Maar gebruikt bij echt oude blokken kunnen ze hun nut hebben om de zaak eenmalig ‘op te schonen’. Bij recentere motoren is hun werking te grofstoffelijk en mogelijk ruineus.
Een voorzichtige conclusie
De motoren van onze motoren zijn gemiddeld 15 jaar jong. Vaak zelfs niet kakelvers meer. Intussen zijn smeersystemen inclusief filtering, materialen en toleranties zover verbeterd dat het vergelijk tussen een BSA A65 motor en een Goldwingblok gewoon niet gemaakt kan worden. Maar misschien is dat toch juist de reden dat er een aardig aantal klassiekerrijders is dat uit eigen ervaring zweert bij dit soort producten. En waarom niet? Motoplus heeft nog een toevoeging op het oog. Een product waarvan de makers trots beweren dat het louter op minerale olie is gebaseerd en waarop wij geattendeerd werden door een tevreden gebruiker. We komen terug met een verhaal over – onder andere – TSL. In eerste instantie hebben we al wel gezien dat er een tamelijk hoog zink percentage in zit.
En dan is er ook nog het uit voormalige Oekraïense legerlaboratoria afkomstige Xado. Dat middel belooft echt wonderen. Op atomair niveau zelfs. Maar we hebben nooit antwoord op ons schrijven aan ze gekregen…
En wat dan met die befaamde ‘droogloop demo’s?
Herinnert u ze nog? De slecht nagesynchroniseerde toppers op TVSell tv-achtige uitzendingen. Een opgewonden man start een op bokken gemonteerde motor. Hij voegt het product ‘X’ bij de olie. Na een poosje tapt hij de olie af. Daarna start hij de motor weer. En die blijft lopen. Een wonder! Of niet?
Motoren fabrikant Briggs & Stratton was ongeweten de leverancier van een aantal van die demo motoren. Ze werden er nieuwsgierig van en deden dezelfde proef onder laboratorium omstandigheden. Het bleek dat de motor die met het product ‘X’ was behandeld inderdaad nog een hele poos draaide zonder olie. Net als de motor die ook droog draaide zonder dat er ooit een wondermiddel was toegevoegd.
Latere metingen wezen wel uit dat beide motoren aanzienlijk onder het experiment hadden geleden.