Nieuws

Roadtrip Zuid-Italië

Mensen denken vaak dat die redacteuren van MotoPlus een droombaan hebben. Altijd maar de allernieuwste motoren op de mooiste wegen rijden, onder een stralende zon. En onderweg natuurlijk ook regelmatig een terrasje voor een goede espresso of cappuccino, rond het middaguur lekker lunchen en ‘s avonds neerstrijken in een hotel met minstens vier sterren op de deur… Ik kan iedereen geruststellen, de werkelijkheid is vaak anders. Al moest ik onze lezers tijdens de roadtrip door het uiterste zuiden van Italië, in het kader van een Bridgestone T32-bandentest, toch gelijk geven…

De meesten van ons – ik ga mezelf maar na – kennen eigenlijk alleen Noord-Italië, met zijn toeristische hoogtepunten als het Lago Maggiore en het Gardameer. En voor ons motorrijders natuurlijk de zuidkant van de Alpen en de Dolomieten.
Maar gerekend vanaf Utrecht ben je bij de grensovergang Chiasso (de grens met Zwitserland) of bovenop de Brennerpas (de grens met Oostenrijk) nog niet eens halverwege als je naar Zuid-Italië wilt. Het land strekt zich vanaf die noordgrens immers nog ruim 1.400 kilometer uit naar het zuiden en verandert over al die kilometers ook flink van karakter. Van een nijver industrieel land krijgt het in het midden een historisch hart met zijn unieke steden waar grote denkers, wetenschappers, schrijvers en muzikanten ooit aan de wieg stonden van talloze uitvindingen en kunst waar we ons vandaag de dag nog aan vergapen. En reis je vervolgens nog verder naar het zuiden dan wordt Italië nogmaals een ander land. Het eten en de koffie blijven van eenzame hoogte, maar de tijd lijkt in het zuidelijke deel van de Apennijnen – de bergrug die verticaal door het hele land loopt – gewoon langzamer te gaan, terwijl het landschappelijk ook anders wordt. In het onderste deel van de laars strekken de velden zich uit in een duizelingwekkende schoonheid, met hemelse kustlijnen en dramatische bossen, en dat alles in een langzame, sudderende hitte.

En ook in het diepe zuiden vind je veel overblijfselen van een turbulent verleden. Met koninkrijken en tempels, met veroveringen en kastelen en met het opkomen en vallen van beschavingen. Het zuiden is ook het land van religieuze ijver en het land van vulkanen. En dat zie je terug in de levensstijl van de mensen in Zuid-Italië: soms lui en loom, soms levendig en chaotisch, maar altijd fascinerend.
Alleen al door de afstand vanaf Nederland is Zuid-Italië helaas niet direct een voor de hand liggende motorbestemming. Toch is er eigenlijk geen betere manier om de bezienswaardigheden en sensaties van deze regio te verkennen dan per motorfiets.

Die blijkt juist hier, in dit nog steeds relatief onaangetaste en nog niet door toeristen overspoelde deel een ideale reisgenoot. En om dat te ervaren, rustte Bridgestone een stuk of tien motoren uit met de nieuwe Battlax Sport Touring T32-banden en bedacht een toer in tien etappes vanaf Acireale op Sicilië via Albidona, Albeobello, Amalfi en Rome naar Florence. Waarbij de route langs bijzondere plaatsen en over de mooist denkbare motorwegen voert. En er werd daarbij geheel in stijl overnacht op unieke plekken. Kortom: een motorreis die je zou maken als je op de valreep van 2021 in de hoofdprijzen bent gevallen bij de jaarlijkse oudejaarstrekking van de Staatsloterij…

Precies zo voelde de uitnodiging voor deze trip namelijk, toen ik afgelopen zomer werd gevraagd om de eerste etappes van deze trip mee te rijden. Dat de reis een wat moeizame start kreeg door alle corona-maatregelen mocht de pret niet drukken: ik behoorde tot het selecte groepje dat als eerste van start mocht in soort etappe-toertocht in vijf bedrijven. Voorwaar geen straf voor deze erkende Italië-liefhebber; ze wisten bij Bridgestone in elk geval wie ze moesten uitnodigden voor deze ‘rit van je leven’. Dus andiamo! (laten we gaan!)

De epische reis op de nieuwe T32 begint op de Kawasaki Versys 1000, waarmee ik aftrap op de flanken van de Siciliaanse Etna. De vulkaan is weliswaar niet zo actief als zijn broertje op La Palma, maar puft af en toe nog wel als een verstokte roker wat onheilspellende waaiers van witte rook uit. De Etna is trouwens de hoogste vulkaan in Europa, zijn top stijgt 3.000 meter boven de zeespiegel uit en hij wordt omringd door wel 150 kilometer bochtige asfalt. En buiten het normale vakantieseizoen zijn die wegen nog relatief leeg en zwerven we over de kronkelende wegen naar de top. De effecten van de recente uitbarstingen van de Etna zijn overal duidelijk aanwezig: een laagje zwarte as en gruis ligt op daken en muren, en in de bermen. Het rijden door de gestolde zwarte lava-velden met zijn hoekige en scherpe gesteente is bijzonder. Het is ook niet helemaal onbekend terrein voor motortestrijders, want op de wegen in dit adembenemende landschap worden regelmatig nieuwe motoren geïntroduceerd en gefotografeerd. Toch vraagt het over het wegdek waaiende gruis en asresten wel veel aandacht, want soms liggen er verraderlijke ophopingen van fijn gruis op de ideale lijn.

Beneden glinstert de kustlijn blauw en scherp afstekend tegen de terracotta betegelde daken van Catania, terwijl de Etna boven ons humeurig slierten stoom in de kristalblauwe lucht blaast. De weg kronkelt en draait, glad asfalt baant zich een pad door de lava, de Kawasaki Versys 1000 glijdt moeiteloos over het buitenaardse landschap en kleeft aan het wegdek. Over de nieuwe T32’s dus geen kwaad woord…
We slingeren rond de oostkant van de berg, en dan geleidelijk richting de noordkust van Sicilië, op weg naar de veerboot bij Messina. Naarmate de vulkaan geleidelijk kleiner wordt in de spiegels, schakelt het landschap om naar meer klassiek bergachtig. De uitgedroogde weg verschroeit tussen de heuvels, kronkelt in haarspeldbochten en door slaperige stadjes, terwijl de zon het hoogste punt bereikt en de temperatuur evenredig stijgt.

Ik stap over op de Yamaha Tracer 9GT en we draaien de kustweg op naar het oosten richting Messina, de oude havenstad op de smalste kruising tussen het eiland en het vasteland van Italië. De Straat van Messina is slechts een paar kilometer breed en die passeren we met de veerboot, waar we wegens de drukte knijpende plekjes krijgen tussen alle auto’s en vrachtwagens. De overtocht kost maar 15 euro en duurt een half uurtje.

Vanuit de haven rijden we eerst langs de kust over de ruime A2 autostrada om de ongezellige drukte van zo’n havenplaats zo snel mogelijk achter ons te laten. Een van de tunnels die we passeren heet ‘Quartararo’; zou die werkelijk nu al vernoemd zijn naar de 2021-MotoGP-wereldkampioen? In dat geval staan ons deze trip waarschijnlijk ook nog veel Rossi-tunnels te wachten…
Na een klein half uurtje verlaten we de snelweg en gaan omhoog door de heuvels, waarna we plotseling, over een top, oog in oog komen met de Costa degli Dei, de kust van de goden. Met de stad Tropea als goddelijk juweel tegen de bergflanken gevleid, met de voeten in het zeewater. Tropea ligt gedeeltelijk bovenop een rij kliffen, terwijl het afloopt naar een sneeuwwit zandstrand langs het kristalheldere azuurblauwe water. Het is net of het stadje balanceert op de rotsen, zo pal aan de Tyrrheense Zee. Vlak voor we in het stadje zijn, stoppen we nog even voor een fotomomentje, en ik maak meteen van de gelegenheid gebruik om over te stappen op de nieuwe BMW R1250RT, die tegenwoordig is uitgerust met een adembenemend breedbeeld-dashboard. Maar meer nog dan het dashboard verrast de BMW op de T32-banden me met zijn lichtvoetigheid. Als je opstapt staan al je zintuigen ingesteld op groot, zwaar en log, maar binnen een paar minuten is dat gevoel bijna 180 graden gekanteld.

Ongelooflijk hoe lichtvoetig zo’n mastodont aan kan voelen. De RT is geen bedaagde toerbuffel, maar juist een uiterst handelbare reismotor. Eigenlijk gewoon een GS, maar dan in een ander, misleidend jasje. En ik moet zeggen dat dat jasje me eigenlijk prima bevalt, want door de wat lagere zit is hij niet alleen zeer comfortabel, maar voelt hij ook enorm vertrouwd aan. En zo slinger ik met speels gemak over de laatste kilometers bergweg richting Tropea, en laveer ik de RT behendig en moeiteloos door de smalle eeuwenoude klinkerstraatjes van het stadje.
Ons hotel voor die nacht, Villa Paola, is al even betoverend als het stadje zelf, met zijn Italiaanse grandeur en zijn gastvrije sfeer. Mijn bizar mooie kamer met een gracieus balkon heeft uitzicht over de pittoreske haven, een mooiere plek om bij te komen van de epische 296 kilometer lange rit is bijna niet denkbaar…

Na een prima nachtrust en dito ontbijt in het heerlijke ochtendzonnetje op het grote terras met uitzicht over zee roept de plicht alweer. Nu hoeft die plicht ditmaal niet zo hard te roepen, want er staat ons weer een heerlijk toerdagje te wachten van 302 kilometer door de provincie Calabrië. Figuurlijk gesproken rijden we vandaag verder over de wreef van de Italiaanse laars, om daarna dwars door te steken naar de Golf van Tarente (Golfo di Taranto in het Italiaans), de grote baai in het noorden van de Ionische Zee tussen de hak (provincie Púglia) in het oosten en de laarspunt Calabrië in het westen. Onze volgende overnachting is die avond in Torre di Albidona, waar we slapen in Masseria Torre di Albidona met uitzicht over de strakblauwe zee.

Maar voor het zover is staat ons eerst een rit door Calabrië te wachten. De streek wordt ook wel ‘de geboorteplaats van Italië’ genoemd.
Ik start op de BMW F900XR en we beginnen die dag met het volgen van de kustweg die vanaf Tropea naar het noordoosten voert. Hoewel we de dag met een zonnetje begonnen, begint het toch te betrekken zodra we de kustweg verlaten en naar het oosten draaien om de bergen in te gaan. Eerst denken we nog dat het wel zal meevallen, maar dat blijkt iets te optimistisch, want nog geen half uur later rijden we al in de plenzende regen. Na een stop op een parkeerplaats blijkt dat ‘de bui afwachten’ helaas niet echt een optie is. Gelukkig geeft mijn Scandinavische Halvarssons-pak geen krimp, die is wel wat meer gewend dan een zomerse Italiaanse stortbui. Een wat minder ervaren reisgenoot vraagt of ik toch niet even met hem wil ruilen van motor: hij voelt zich niet zo thuis op de dikke Versys 1000 op de hele smalle kronkelige bergweggetjes in de regen. Ik vind het prima, en bovendien biedt die Versys ook nog wat meer bescherming, dus ik zie het meer als een win-win-situatie wanneer we de grote rollende gordijnen van regenwater insturen. Als we de beboste heuvels inrijden wordt het wegdek smaller en slechter, en het kronkelt kriskras door de beboste heuvels. Brede groene bladtunnels buigen zich boven het hoofd, maar bieden geen respijt aan de regen: het lijkt erop alsof ze emmers beginnen leeg te gooien over ons heen.

Gelukkig hebben de Bridgestone technici niets teveel gezegd, toen ze ons aan de vooravond van deze trip informeerden over hun nieuwste geesteskind. Zijn speciaal gevormde profielgroeven – die variëren in breedte waardoor een soort pompend effect zou moeten ontstaan – weten het water zeer effectief af te voeren, waardoor ik ook in deze slagregen op de kleine kronkelende bergwegen met asfalt van twijfelachtig allooi geen moment met samengeknepen billen in het zadel zit. De handelbaarheid en natte grip van de T32’s staat in elk geval op zeer hoog niveau. En als het na drie kwartier eindelijk droog wordt en we als een stelletje verzopen katten op een open parkeerplaats staan om droge handschoenen aan te trekken en ons ook even te laven aan de doorbrekende zonnestralen, krijg ik zowaar een compliment van onzer Franse voorrijder en motor-alleskunner Hubert Bastie. Ik zag hem inderdaad regelmatig in de spiegels van zijn XR1000 kijken, maar wist niet dat hij zijn best aan het doen was om mij en de Versys 1000 los te rijden. Wat hem tot zijn verbazing dus maar niet lukte. Ik moet erkennen dat ik een ongemeen hoog regentempo kon rijden met de dikke Kawa: het nieuwe loopvlak-ontwerp van de Bridgestone T32’s weet een buitengewone hoeveelheid water weg te pompen tussen het raakvlak van band en wegdek, zodat de band als het ware zijn eigen droge lijn door het regenwater creëert: het gripniveau is echt uitstekend en het vertrouwen zo impliciet, dat het tempo van onze regenrit eigenlijk nauwelijks onder doet voor een droog ritje.

Na het stadje Nicastro, waar we met een goede espresso weer even bijkomen, gaan we verder de Calabrische bergen in, kronkelend en draaiend door talloze bochten. Soms is het asfalt biljartlaken-glad, soms lijkt het bijna offroad, met enkel twee verharde sporen. Inmiddels zit ik op een motor van een heel andere orde: de Honda CBR650R. De kleinste en meest sportieve optie tijdens deze toer. Een groter verschil met zo’n 1000 cc allroad is amper denkbaar, want de CBR voelt heel klein en supercompact. Bovendien is het blokje een hoogtoerig vierpitter met een sportief karakter. Het was al even geleden dat ik op zo’n viercilinder-middenklasser onderweg was, maar toch duurt het niet lang of ik kan de glimlach op m’n gezicht niet onderdrukken: wat een gaaf apparaat(je). Hij is snel, licht, wendbaar en perfect voor een actieve motorbeleving. Waar je op die grote dikke slagschepen ook als rijder toch een beetje passagier bent op je eigen motor, is dat op zo’n CBR totaal anders: daar moet je echt één zijn met je machine en er samen het beste van willen maken. Dus lekker actief bezig zijn, veel schakelen, remmen, insturen en na elke bocht plat erop. Goh, ik was bijna vergeten hoe leuk dat eigenlijk is…

We stoppen voor een pauze in Torre Camigliati, een idyllisch hotel/restaurant midden in de weides en bossen. Een stukje hemel op aarde, waar we zo de hele dag zouden kunnen blijven om in het grote niets even tot rust te komen. Maar dat zit er niet in: het tweede deel van deze dagroute roept. Ook geen straf trouwens…
We duiken in de groene uitgestrektheid van het Sila National Park, een uitgestrekt en zeer bosrijk gebied met immens hoge bomen. We flitsen langs Lago Arvo, en als je door je wimpers kijkt lijkt het hier wel een beetje op de wildernis van Canada. Het zonlicht straalt tussen de bomen door op het asfalt als een soort stroboscoopverlichting, en de geuren van het bos dringen de helm binnen.
Inmiddels zit ik weer op de BMW F900XR waarmee ik de dag ook begon en na een fotostop in het Sila National Park begint het landschap toch weer te veranderen. We naderen nu de westelijke rand van de Golf van Taranto en de bossen maken plaats voor open heuvels met valleien die in de loop van duizenden jaren zijn uitgesleten door rivieren en beken. Het bladerdak van de bomen eindigt abrupt en plotseling zitten we op de kronkelende weg die uitkijkt over het stadje Longobucco. Die naam komt uit het Latijn en ‘longa bucca’ betekent grote monding en verwijst naar de nabijgelegen Macrocioli-rivier. Soms een lieflijk stroompje, maar soms ook een razende stortvloed na zware regenval in de zuidelijke Apennijnen.

Het uitzicht over de daken van de stad is adembenemend; we zitten zelfs boven de kerktoren van de stad. Terwijl de weg door de smalle, elegante straten van de stad slingert, leidt een snelle bocht ons naar een uitgestrekt viaduct over de rivier, en zo worden we weggevoerd van de mengelmoes van gebouwen. Bizar om zo’n opvallend kunstwerk aan wegarchitectuur te zien in zo’n historisch landelijke omgeving.
We zijn inmiddels dicht bij de kust, een omleiding om een geblokkeerde weg te omzeilen brengt ons op een laatste serieuze slinger door de bergen, als de zon zakt en schaduwen langer worden. We tanken de motoren even af langs de kustweg, voordat we ons einddoel in Torre di Albidona bereiken. Hier stopt onze etappe in een hotel waar elke kamer een rustiek huisje is, gebouwd op de flanken van een berghelling vol druivenstruiken. Ik eindig mijn etappe van de Bridgestone T32-toer dus in authentieke mediterrane luxe; het ultieme Dolce far Niente…

Lees meer over

BMW Yamaha Tracer 9 GT

Gerelateerde artikelen

Eerste Test BMW R1300GS Adventure

Eerste Test BMW R1300GS Adventure

31 oktober, 2024

Afgelopen juli greep BMW haar eigen Motorrad Days in Garmisch Partenkirchen aan om de jongste Adventure-exponent ...