+ Plus

Rij-impressie Honda CB750 Four 1973 – Royal Enfield Interceptor 650

Heb je een kleine acht mille achter de hand en voldoende ruimte in hart en garage? Voor een tijdloos-klassieke machine met draadspaakwielen en een goudkleurige tank? En maakt het je verder niet uit of die machine vijftig dagen of vijftig jaar geleden de fabriek uit reed? Dan moet je zeker even verder lezen.

Ik kan me nog als de dag van gisteren herinneren dat ik de Honda CB750 Four van mijn oom uit de koeienstal mocht drukken. Dat is een jaar of vijftien geleden en de hype rond oude motoren was toen nog ver weg. Voor mij was het domweg een motorfiets, en ik had er een nodig. Een erfstuk waar eind jaren tachtig nog geen haan naar kraaide en in de schuur was gezet. De tijd had zijn werk in ieder geval gedaan: remmen vast, tank en carburateurs een grote roestboel, wielen en banden aan het eind van hun latijn, accu overleden en corrosie in het kostbare 4-in-4-uitlaatsysteem. En dat links en rechts nog gegarneerd met plukken stro uit de stal. Met een beetje fantasie heb ik de geschiedenis van die CB aardig op een rij kunnen zetten. De eerste eigenaar van deze in ‘Candy Blue’ uitgevoerde US-K2 was in 1973 een in Europa gelegerde Amerikaanse militair. Of hij het was, die het motorblok met zwarte lak ‘versierd’ had? En wanneer er een echte kilometerteller op was gekomen en hoeveel de Honda daarvoor al had gelopen? Geen flauw idee. Zeker is wel dat deze CB, gezien de afgebladderde koelribben, de op vier uiteinden gelaste knipperlichthouders en andere beschadigingen, had de vierpitter meer dan eens nader kennis gemaakt met het asfalt of een muurtje links of rechts. Dat was waarschijnlijk ook de reden waarom de Honda uiteindelijk in de kleur ‘Candy Ruby Red’ op stal ging. Wilde jongens, wilde tijden….

 

Goed, waarom dit verhaal? Tijd voor een sprong in de tijd, want uitgerekend deze Four is uiteindelijk de mijne geworden, ‘Candy Custom Gold’ gespoten dit keer. In onze motorgarage staat de Honda naast onze Royal Enfield Interceptor 650-duurtestmachine te pronken. Een mooi stel zo naast elkaar. Alhoewel ze vijf decennia van elkaar verschillen en het verschil achtergrond haast niet groter kan zijn, valt er onder het vale tl-licht van de garage ook een prachtige overeenkomst tussen beide motoren te ontdekken. Het zijn beide namelijk klassieke voorbeelden van ‘kind tekent motorfiets’. Het tijdloze lijnenspel, de smalle framebuizen, de smalle draadspaakwielen, veel chroom, veel vering en heel veel uitlaat. En dan uiteraard die goudkleurige metallic lak. Natuurlijk was vroeger niet alles beter, maar de moed om voor zo’n kleur te kiezen is een beetje verloren gegaan.
De Royal Enfield kost nieuw net geen 8.000 euro. Een volledig gerestaureerde CB750 Four, beter dan nieuw en indien mogelijk een fel begeerde K0-model, begint minstens bij het dubbele. Half afgeronde ‘Rolling Restauration’-projecten, zoals bijvoorbeeld mijn CB, of een netjes onderhouden marathonloper met forse kilometerstand wisselt nogal eens voor de prijs van de Enfield van eigenaar. Iets om over na te denken.
Het echte oudje van de twee is alleen wel veel sterker. Een gevoelig onderwerp. Of iedere Four ook daadwerkelijk dezelfde 67 paarden als het eerste exemplaar op stal heeft staan? Dat valt te bezien. In die van mij zijn het er op echt goede dagen, als de lucht koel is en de naald al lang in het verbleekte rode gebied bivakkeert, zijn het er misschien vijftig. Maar misschien ook niet. In een perfecte wereld was mijn CB uiteraard netjes opgeknapt, maar daarvoor ontbreekt het simpelweg aan tijd, geld en prioriteiten. In deze niet perfecte wereld zijn ze dus ongeveer even sterk.

 

Hoog tijd om te rijden. Maar voor we vertrekken, onderstreept onze gastrijdster dat ze betere ogen heeft dan ik: “De Enfield is helemaal niet goudkleurig. Dat is oranje.” Hm, vooruit. Bij avondlicht heeft ze gelijk. ‘Orange Crush’ maken we er van. Wie trouwens volledig onbevooroordeeld naar de foto’s op deze pagina’s kijkt, zou wellicht denken dat deze beide motoren ongeveer hetzelfde zullen rijden en een gelijke beleving geven. Maar het tegendeel is waar. “Vooruitgang is de verwerkelijking van utopieën”, zei Oscar Wilde ooit, de ouwe dromer. De utopie dat een eenvoudige en voordelige Indiase motorfiets ooit alles beter zou kunnen dan dé Japanse motor van de vorige eeuw is werkelijkheid geworden. Vooruitgang is een vreemd verschijnsel. Daarbij zou het verkeerd zijn om de Interceptor af te doen als een basic voor motorfiets voor alledag af te doen. In de doorgedraaide, inmiddels wat op zijn retour zijnde retrogolf, met al zijn bizarre marketinguitingen, flanellen bloesjes en gestileerde baarden, maken zowel de Enfield Interceptor als de Continental een heel pure indruk. Echt chroom, echt metaal; genoeg om lekker naar te kijken dus. Maar geen hype, geen tamtam. Een heerlijke machine voor een ontspannen ritje op de zondag of een no-nonsense vervoersmiddel voor de maandag. Prima gemotoriseerd, niet te veel, niet te weinig. Het rijwielgedeelte is goed, waarbij de aftermarket-Öhlins-vering echt een aanwinst is. Hoe dan ook, bij Royal Enfield hebben zin geen geval een hip statussymbool voor blitse stadcowboys gebouwd, maar gewoon een motorfiets. Niets meer, niets minder. De komst van de Honda CB750 betekende destijds de genadeklap voor de complete Britse motorindustrie. In Indiase ballingschap heeft Royal Enfield vervolgens echter nooit iets anders gedaan dan eenvoudige motorfietsen in Britse stijl te blijven bouwen. De Bullet. En godzijdank maken ze nu ook weer twins. Kijk, en dat is pas authentiek.
Het zou te kort door de bocht zijn om de Honda langs de moderne meetlat te leggen. Veel was destijds al goed: comfort, versnellingsbak, draai-eigenschappen. En ook het geluid, iedere keer weer goed voor kippenvel. Onder de roest gaat een waardigheid schuil, die de tijd heeft weten te doorstaan. Wat hebben een Honda en een Daimler Benz met elkaar gemeen? Beide sterven langzaam. Maar een oude motorfiets blijft, ook verbeterd – remmen, vering en BT46-banden – in de eerste plaats een oude motorfiets. En dan gaat het om meer dan rijden alleen. Het erven van deze Four heeft me kennis laten maken met een wereld waar ik anders nooit mee in contact zou zijn gekomen. Alle motorfietsen verzamelen verhalen, bewaren ze en geven ze door. Hoe meer jaren, hoe meer verhalen. Het zijn en blijven oude motorfietsen, die zorg en een liefkozende hand nodig hebben. Eigenaren van vooroorlogse motoren zullen een lach nu waarschijnlijk niet kunnen onderdrukken, maar voor mij is het een openbaring. Horen, ruiken, voelen: nokkenasketting op de goede spanning, de juiste klepspeling, ontsteking in orde? Hoeveel choke? Rijk of arm afgesteld? Deze motoren voelen het weer aan. Olie verneveld, vlotterkamers lopen wel eens over. Je moet er regelmatig mee rijden en ze eens lekker doorluchten. Een oud rijwielgedeelte voelt wiebelig aan. Tussengas, de versnellingsbak is je dankbaar. Een zuiver gereden lijn, het fijnere stuurwerk; het is werken en beloond worden. Mét en niet tegen het materiaal. Aan een echt oudje moet je je overgeven. Nieuwe oudjes, ook al zijn ze oranje in plaats van goud, maken het leven eenvoudig. En ook deze machines smachten er naar om eigen verhalen te verzamelen.

Lees meer over

Honda CB750 Four

Gerelateerde artikelen

Uitgave 188 – 2024

Uitgave 188 – 2024

22 februari, 2024

Jorge Lorenzo is de nieuwe MotoGP-wereldkampioen. In een emotionele wedstrijd finishte hij voor het ...
Direct meer lezen? Neem een jaarabonnement
  • Direct toegang tot het digitale archief met meer dan 350 magazines.
  • 24 uitgaven per jaar
  • Elke twee weken thuis in de bus
Direct toegang aanvragen
Een jaar MotoPlus voor slechts 55,-