+ Plus

Reportage motorverzamelaar Paul Kuiphuis

Het Aards Paradijs. Dat roept wellicht beelden op van Adam, Eva, veel groen en her en der wat giftige appels. Paul Kuiphuis bewijst dat zoiets ook heel anders kan. Hij verving het groen uit de lusthof door een prachtcollectie van Japanse (en half-Japanse) motorfietsen, een uitstekend uitgeruste bar, een complete garage en creëerde zijn eigen paradijs. Zó doe je dat dus.

Zo’n klein dorp in het oosten waar de tijdsgeest nog geen vat heeft gekregen op het jachtige leven, is dé uitvalsplek voor mensen die voor hun hobby net wat extra vierkante meters nodig hebben. Het pensioen kwam voor Paul Kuiphuis met rasse schreden dichterbij dus was het zaak om vaart te maken met zijn uitvalsplek. “De boel stond zo’n beetje her en der verspreid en mijn droom was toch wel om alles op één plaats bij elkaar te hebben. Samen met mijn zoon mijn eigen motormuseum te creëren als het ware.” Waar Paul het over ‘de boel’ heeft, spreken wij wat eerbiediger over een prachtverzameling Japanse motorfietsen. Waar Honda qua aantal de boventoon voert, maar Yamaha, Suzuki, Kawasaki, Bridgestone en een verdwaalde BMW ook afgevaardigd zijn. Vier Laverda’s completeren de verzameling. Italianen dus ook, Paul? “Laverda’s zijn Japanners!”. Waarvan akte, we komen er later op terug.

Wie Paul’s garage binnengaat, vermoedt niet dat er achter een schuifdeur een museum te vinden is. We struikelen meteen over een Honda CBX, die illustere zescilinder, in nieuwstaat. “Deze motor had 30 jaar niet meer gelopen en zat onder de duivenstront! Er zijn de nodige uurtjes in gaan zitten om hem te herstellen. De CBX is meteen ook de jongste hier, vanaf de jaren tachtig vind ik het design van veel motorfietsen gewoon een stuk minder mooi. Teveel plastic, te weinig chroom.” Dat blijkt als we het heiligdom van Paul verder binnentreden. Een privémuseum, speciaal in de tuin gebouwd om de collectie klassiekers te herbergen. “Toen we dit aan het bouwen waren dachten mijn zoon en ik: ‘hoe krijgen we dit ooit vol?’. En nu kan er niks meer bij. Met een kleine 30 stuks zitten we wel een beetje aan de max. We hebben ze allemaal ongerestaureerd gekocht. Er staan er nog wel een paar waar we nog mee aan de slag moeten, maar daar hebben we geen haast mee. De rest is volledig gerestaureerd, alsof ze vers uit de fabriek kwamen.”

 

Zo’n collectie bouw je natuurlijk niet in één keer op. Vanaf zijn 25e werd er verzameld, maar al ver voor die tijd droomde Paul over motorfietsen. “Eerst bromfietsen natuurlijk, maar al snel kwamen er motorfietsen. Ouwe Jawa’s, zelfs een AJS, en maar sleutelen en rijdend proberen te houden. Die AJS heb ik overigens gereden tot hij van pure ellende in de fik vloog.”
Na het oude spul om te ‘oefenen’, kwamen de Japanners in beeld. “Als ik naar school ging op mijn fietsje, reed ik altijd langs de motorzaak van Henk Oude Avenhuis in Almelo. Hij was Honda-dealer en had altijd zúlk prachtig spul in de zaak staan… Ik stond dan gewoon zomaar een uur voor het raam te staren naar een Black Bomber en al dat andere moois. Mijn eerste motor kwam dus al rap, een Yamaha AS 1, 125 cc. Die kocht ik van mijn krantengeld op mijn 17e en daar reed ik gewoon mee naar school. Komt er op een gegeven moment een agent naast me staan: ‘O jongen, wat heb jij een mooi bromfietsje!’ Daar kwam ik mooi mee weg natuurlijk. En verder maar dromen van motorfietsen. Van een Suzuki T500 Cobra bijvoorbeeld. De eerste 500 cc tweecilinder tweetakt die ook nog een behoorlijk betrouwbaar was. Een kanon! Die kwam er ook, zij het met wat tussenpozen. Na de Yamaha kwam er eerst een 250 cc Kawasaki, toen een 350 cc Honda en tenslotte de Suzuki T500. En die eerste Yamaha? Die heb ik gelukkig nog steeds.”

De basis voor een leven lang Japanners was dus al vroeg gelegd, maar waarom eigenlijk? “Tja, ik vond het design heel mooi en ze stonden bekend als betrouwbaar, maar het had ook een financiële reden. In die tijd, begin jaren 70, kon je voor betrekkelijk weinig geld een Japanse motor kopen met wat ervaring. Modellen die nu serieus geld waard zijn, gingen voor schappelijke prijzen weg. Met een beetje krantenwijk kon je goed motorrijden. Toen ik eenmaal ging verzamelen en restaureren, kocht ik mijn motorfietsen voor weggooiprijzen. Die Black Bomber hier, kocht ik voor 200 gulden. Heel veel uren en wat onderdelen verder staat hij er weer las nieuw bij. Zo heeft ieder motor hier een verhaal. Neem de Yamaha 350 R1 Grand Prix. De állereerste R1 en inmiddels heel zeldzaam.” Verschillende Honda CB’s, een allereerste Gold Wing, lichte Yamaha racers, je zou een hele dag kunnen rondneuzen en dan nog niet genoeg tijd hebben. Iedere motorfiets wordt ook vergezeld van een uitgebreid commentaar van Paul. “Zie je die Kawasaki daar in de hoek, die H2 Mach 3? Goed verhaal. Die kocht ik dus, om er pas later achter te komen dat dit mijn eigen oude motorfiets is geweest! ‘The widowmaker’ noemden ze die ook wel. Ik hoef je dus niet te vertellen dat er hier maar weinig van zijn overgebleven, hoe groot is die kans nou?”

Paul is gek op al zijn motorfietsen. Maar er is er één die de belangrijkste plek inneemt. “De Honda RC 181 replica. Deze beroemde racer heb ik samen met mijn zoon helemaal tot in de puntjes nagebouwd, op basis van foto’s. Al met al heeft het 14 jaar geduurd voordat hij af was. Bijna alles is met de hand gemaakt. Frame is zelf gebouwd, net als de kuip, tank, zitje, uitlaat, voorvork, noem maar op. Totdat hij helemaal als het origineel was. Heel af en toe rijd ik er mee, tijdens een demo of historische race. Jim Redman, de beroemde coureur, kwam tijdens een demo vragen of hij er een rondje op mocht. Dat heb ik vriendelijk afgeslagen. Hij heeft er wel zijn handtekening op gezet, net als Freddie Spencer. Dat is toch een eer he?”

Tot slot, nog even over die Laverda’s. Want hoe zit dat nou met dat Japanse verhaal? “Dat zit zo; het blok is compleet gekopieerd van dat van een Honda CB72. En als ik dat vertel tegen Laverda-liefhebbers, worden de meesten heel boos”, vertelt Paul lachend. “Maar het is echt zo. Het blok van de 750 is een kopie. Massimo Laverda is toentertijd naar Amerika gevlogen en heeft daar uitgezocht wat de beste, meest betrouwbare motorfiets van het moment was. Hij kwam uit bij de Honda CB72. Zo gezegd zo gedaan, zo’n machine ging mee naar Italië en de boel werd nagebouwd. Het frame is hetzelfde, het blok is hetzelfde van opbouw, daarom loopt dat ook zo mooi!”

“De Laverda’s die hier staan, begonnen als een hoop in een zeecontainer. Die waren echt gesloopt, zo ongeveer met een hamer en een beitel uit elkaar gehaald. Die hebben we weer in originele staat teruggebracht. Prachtig om dat als vader en zoon te kunnen doen. Een SF, een 750 Sport, een SF2 en een 1.000 driecilinder. Zo is er ineens een deelverzameling naast de Japanners.” De liefde voor zijn paradijs druipt er vanaf, logisch dat Paul hier veel tijd doorbrengt. “Iedere dag ben ik hier lekker aan het werk, kachel aan en klussen maar. Op zaterdag zit ik hier graag aan mijn barretje met vrienden of met mijn vrouw. Dan hebben we toch een mooi uitje, zo achter het huis! En in de zomer komt menig motorclub langs voor een bakkie en een rondje door het museum. Dan ben ik trots dat ik mijn hobby met anderen kan delen.”

Lees meer over

BMW Honda Kawasaki Suzuki Yamaha

Gerelateerde artikelen

Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

28 november, 2024

De Ninja SX houdt al jaren de vlag hoog in het sporttoersegment. Net als een klein Gallisch dorpje weert het zich ...
Eerste Test Honda Forza 750

Eerste Test Honda Forza 750

28 november, 2024

De Forza 750 profiteert van dezelfde vernieuwingen die de X-ADV (zie eerste test pagina 34) ook kreeg. Vooral tegen ...