+ Plus

Reizen Zuid-Amerika (1)

Irene slikt haar thee door en zet haar kopje terug op tafel. “Daan, ik ben serieus! Dit wil ik doen!” Ik kijk haar vertwijfeld aan. “Zes maanden op de motor? Door half Zuid-Amerika? Hoe veel kilometer is dat wel niet!” Onverstoorbaar vervolgt ze: “Als je niet meegaat, ga ik alleen. Dit is wat ik wil gaan doen. Wie ik ben. Een fotojournalist op de motor, op zoek naar bijzondere verhalen op plekken waar anderen niet komen. Fantastisch als we het met z’n tweeën doen, maar ik ga sowieso. Ik ga sponsors zoeken voor al het materiaal, vraag mijn baas om een sabbatical en ga.” Ze bluft niet.

Ik heb Irene een half jaar geleden ontmoet tijdens een motorreis door de Indiase Himalaya, één van de moeilijkste bergketens om te bedwingen. De hoogte trekt alle zuurstof uit je longen terwijl je al je kracht nodig hebt om een zware Royal Enfield overeind te houden in zuigende modder, diepe sneeuw of door kolkende watervallen ijskoud smeltwater, dat in je laarzen stroomt. Als er al asfalt ligt, rijd je om de haverklap in een gat waarvan de achtervering zo hard doodslaat, dat je de klap met je nieren opvangt. Motorrijden voor gevorderden.
Irene had voor India nog nooit een kilometer buiten Nederland gereden. Nog geen weekendje Ardennen. Ze heeft haar bochtentechniek niet eens op dijken, maar door rotondes opgedaan. Hoe veel vrouwen zullen er zijn, die hun eerste motortripje doorbrengen in het hoogste gebergte ter wereld? Ik ken er maar een. Mijn telefoon piept, berichtje van Irene. “Ik heb toestemming van mijn baas! Ik krijg een half jaar vrij!” Haar enthousiasme springt van mijn telefoonscherm af. En ineens voel ik het gebeuren. Mijn glimlach breekt door. Mijn buik voelt gek. Hoe zullen we onszelf noemen? Het moet een internationaal te begrijpen naam zijn. Motorcycle Mission? Buddies across Borders? Two Wheels, One Mission and an Open Road? Dan weet ik het. The Riding Reporters! Ik pak mijn telefoon op en stuur haar een berichtje terug: “Ik heb een besluit genomen. Ik ga met je mee.” Heel even twijfel ik nog. Mijn hart bonkt van de zenuwen. Dan druk ik resoluut op de verzendknop.

AANKOMST IN CHILI
Onze KTM’s arriveren in de haven van Valparaíso, Chili. Dankzij ingewikkelde douaneformaliteiten duurt het bijna een week voor we ze uit hun kratten kunnen halen en mogen monteren. En dan eindelijk, na een voorbereiding van acht maanden, beginnen we aan de eerste kilometers van onze reis. Op weg naar ons eerste project.
In Nederland hebben we vijf kleinschalige projecten geselecteerd in Argentinië, Bolivia, Peru, Ecuador en Suriname. We waren op zoek naar projecten waarin vrouwen een prominente rol spelen. Juist omdat wij het geluk hebben om als onafhankelijke vrouwen op de motor door de wereld te kunnen reizen. We hebben ‘Stichting Projects of The Riding Reporters’ opgericht, zodat we de projecten niet alleen steunen door er een fotoreportage over te maken, maar ook door middel van donaties. Niet één cent gebruiken we voor onszelf. Voor mensen die ons willen sponsoren in de onkosten voor benzine, eten en overnachtingen, hebben we een andere rekening geopend.
Vanaf de Chileense haven rijden we over een goed geasfalteerde kustweg langs de Grote Oceaan naar het noorden. Een oceaan is echt wat anders dan een zee. We horen de golven bulderen, dwars door de oordoppen heen. Druppels zout water spetteren over me heen. Ik inhaleer de zilte geur van de oceaan, terwijl schreeuwende meeuwen boven mijn helm cirkelen. Dit is waarom ik moet rijden. Niet alleen om een ander land te zien, maar om het te horen, te ruiken en te proeven. Zes maanden op een motorfiets door Zuid-Amerika. Mijn lach past bijna niet tussen mijn wangkussens.

NAAR ARGENTINIË
Over de kustweg langs de Grote Oceaan rijden we naar het noorden. Na een week komen we aan in Copiapó, waar we de oversteek naar Argentinië willen maken over paso San Fransisco; een bergpas van 4.748 meter hoog over het Andesgebergte. De grotendeels onverharde bergweg biedt 500 kilometer lang geen voorzieningen op het gebied van eten, drinken of benzine. We kopen twee jerrycans à 10 liter en ik neem de extra benzinevoorraad mee in mijn koffers. Niet ideaal, wel noodzakelijk.
Het Andesgebergte bestaat uit zoveel verschillende tinten, dat het lijkt alsof ze op kleur zijn gesorteerd. In tegenstelling tot het wegdek dat bestaat uit platgereden modder. Wanneer we bij een nat stuk aankomen, beweegt de motor ineens zoveel dat ik denk dat mijn achterband lek is. Ik stop om het Irene te vragen, als ze roept: “Glibbert jouw motor ook zo?” In India hebben we door serieuzere blubber gereden, hoe kan dit dunne laagje dan zo eng zijn? Misschien moeten we wennen aan de zware bepakking. Misschien is het de harde zijwind. Misschien heb ik een fout gemaakt bij het omrekenen van bar naar psi. Misschien hebben we de bagage qua gewicht niet goed verdeeld. Misschien moeten we wennen aan de andere ondergrond. Of misschien voelt het gewoon erger dan het daadwerkelijk is…
Na een paar uur rijden, komen we aan bij de douanepost van Chili. Zowel wij als de motoren worden het land uit gestempeld, waarna we de weg vervolgen in niemandsland. Pas over 108 kilometer, op de top, zullen we Argentinië inrijden. Maar vandaag zullen we Argentinië niet bereiken.
Irene’s benzinelampje is inmiddels gaan branden, zij rijdt daarom voorop. Onverwachts verandert het wegdek in een grintweg. Niets noemenswaardig. Direct voelt het echter alsof we wegzakken in een grintbak. Er is geen houden aan. Ik zie Irene heen en weer zwiepen en hoor mezelf zeggen: “Oh God, daar gaat ze.” Niet veel later rolt ze samen met haar motor door het grint. Als ik bij haar kom, blijft ze even liggen. De schaal van haar helm is volledig doorgescheurd, zelf is ze wonder boven wonder oké. De motor heeft het er minder goed vanaf gebracht. Het stuur is gebroken. Daar staan we dan. Letterlijk in de middle of nowhere tussen Chili en Argentinië. Alleen. In de wind. Om half vijf. Over drie uur is het donker. We moeten hier weg.
Er komt een stofwolk aangereden, veroorzaakt door een witte pick-up met vier Chilenen uit Argentinië op weg naar hun thuisland. Voor ons de verkeerde kant op, maar ze zijn gelukkig bereid om ons te helpen. Niet veel later staat de motor vastgesjord achterop hun pick-up met al onze bagage erbij. En de volgende morgen al wordt er een nieuw stuur gemonteerd bij de KTM-dealer in Copiapó. Wanneer de monteur klaar is, rijdt hij een klein testrondje. Als hij terugkomt, roept hij: “De voorvering staat helemaal niet goed!” We kijken elkaar verbaasd aan. De vering niet goed? Dat kan toch helemaal niet? Hij klikt een paar knopjes en stelt de vering opnieuw af. Zou dat het zijn geweest? Was dat alles?
Een dag later beginnen we opnieuw aan de oversteek naar Argentinië. De weg is 350 kilometer lang onverhard, tot aan de top. Pas daar, op Argentijnse bodem, maakt de grintweg plaats voor prachtig asfalt en genieten we van de strakke wegligging in de ruime bochten naar beneden, ondanks dat de koude wind dwars door onze zomerpakken waait. Beneden hadden we de voering niet nodig. Hierboven wel. Om zeven uur ‘s avonds arriveren we bij de grens van Argentinië. In een klein kantoortje ontvangen we bibberend van de kou nieuwe stempels en documenten voor de motoren. “Waarom blijven jullie niet hier slapen?” oppert een douanier. “Waar?”, vraag ik verbaasd. Ik heb vandaag geen dorp gezien. “Honderd meter verderop, daar kunnen jullie slapen!” Hij wijst naar een golfplaten bunker. Buiten is het donker, de weg is onverlicht, het regent, het is ijskoud en we zijn moe. “Hebben jullie ook benzine?”, vraag ik hoopvol. We rijden al kilometers op de voorraad uit de jerrycans. “Ja, ook benzine!” We knikken opgelucht. We blijven.
De volgende morgen zijn we blij dat we de weg naar Fiambalá niet in het donker zijn afgedaald. Langs het zo goed als nieuwe asfalt banen gele bloemetjes zich een weg over het donkerrode gebergte dat zich afsteekt tegen een knalblauwe lucht, onderbroken door grote wolken. We trekken de motoren brullend door de wijde haarspeldbochten in dit sprookjesachtige decor. Irene wil niet direct na ons vertrek stoppen om foto’s te maken en heeft daar vervolgens 200 kilometer lang spijt van.

PROVINCIE SALTA
Droog, heet, prachtig Salta. Groene, sappige wijngaarden die op onverklaarbare wijze rechts van de weg groeien, afgewisseld met Dallas-achtige witte ranches en golfbanen, terwijl er links niets anders is te zien dan uitgedroogd land. We stoppen in het centrum van Cafayate, beroemd om zijn goede wijnen. Rond het Plaza rijden grote dubbeldeks touringcars, volgeladen met toeristen, die nieuwsgierig uitstappen en uitgebreid foto’s maken van onze motoren. Ik moet toegeven, ze zien er ook wel fotogeniek uit met hun beschadigde koffers en bruine stoftint.
Bezweet nemen we plaats aan een van de witgedekte tafeltjes rond het plein. Een meisje bekijkt ons ongegeneerd van top tot teen en vraagt haar vader waarom wij zo dik zijn aangekleed. De ventilatiemogelijkheden in onze lichtgekleurde motorpakken bieden amper verkoeling. Niets zou verkoeling bieden in deze hitte. Al zouden we in bikini rijden; de hete wind, de warmte van de zon en het oververhitte motorblok vormen een genadeloze combinatie. Airconditioning is het enige dat helpt. Een helm met airconditioning. Lijkt me heerlijk.
We bestellen een parrilla voor twee personen,de kleine barbecue wordt met grote lappen sissend vlees bij ons op tafel gezet. We blijken een interessant fenomeen voor de mensen aan de tafeltjes. Altijd weer vragen ze waar we vandaan komen, hoe de motoren vanuit Nederland hier zijn gekomen, hoeveel cc ze hebben en wat ze kosten. We worden er een beetje ongemakkelijk van, maar ze hebben klaarblijkelijk simpelweg nog nooit zulke motoren gezien. Hun ‘motoren’ meten slechts 125 tot 300cc. Onze KTM’s zijn 690cc, en dan nog met een stel vrouwen aan het stuur ook!
Ruta 68 naar Salta is fenomenaal. Het zand in de berm kleurt van oudroze naar koraalrood. Het doet me aan Australië denken. De bergen om ons heen verkleuren mee. Ze worden hoger en dieper van kleur. Grillige uitstulpingen, met aardlagen in paars, donkergroen en verschillende tinten intens rood. Iedere bocht hoor ik mezelf een kreet van bewondering slaken. De asfaltweg kronkelt door Valles Calchaquíes: de Argentijnse Grand Canyon. De lente is pas een maand oud, waardoor bijna alle rivieren die we passeren nog droog staan, maar hier slingert een smalle bergstroom door de groene vallei. We stoppen en trekken de helmen lachend van onze bezwete hoofden. “Wat is het hier mooi!” Iedere bocht is wel een foto waard. Voor de mooiste shots klimt Irene op rotsen of rent ze in haar motorpak naar een bocht waar ik net uit kom rijden. Het is moeilijk kiezen. Telkens als ze haar camera en lenzen weer goed heeft ingepakt, worden we in de volgende bocht opnieuw verrast door een uitzicht waarvan onze monden openvallen.

WICHÍ INDIANEN
Na vijfduizend kilometer komen we aan in Tartagal, een subtropische stad dichtbij de grens met Bolivia, die weinig te bieden heeft. Daar ontmoeten we onze contactpersoon van ons eerste project over de Wichí indianen: John Palmer. Deze Engelsman zet zich al 40 jaar in voor de Wichí. Hij spreekt de taal, is getrouwd met een Wichí en heeft zes Wichí kinderen. Wichí krijgen veel kinderen, het is hun manier om als ras te overleven.
We zullen tien dagen blijven. Tien dagen van onderzoek naar het verhaal van de Wichí.
Tien jaar zou nog te kort zijn.
Jarenlang vestigden Wichí gemeenschappen, comunidades genaamd, zich langs weg ‘Ruta 86’. De dorpjes zijn vernoemd naar de kilometerpaaltjes, gerekend vanaf Tartagal. Samen met John hebben wij een bezoek gebracht aan ‘Kilometro 4’, ‘Kilometro 5’ ‘Kilometro 18’ ‘Kilometro 45’ en San José, een kleine comunidad diep in het tropisch regenwoud van Argentinië, aan alle zijden omringd door ontbost gebied. Een satellietfoto laat een groene rechthoek zien, ingesloten door roze kleurige vakjes. Akkervelden.
In de afgelopen tien jaar zijn meer dan 150.000 hectaren ontbost ten behoeve van akkervelden voor de teelt van tomaten, maïs en soja. Van dat laatste zijn wij Nederlanders, na China, de grootste afnemers. Ondanks dat de Argentijnse regering het gebied ‘verboden te ontbossen’ heeft gemarkeerd, staan de roze gekleurde akkervelden te trappelen om de groene rechthoek, met meer dan 200 Wichí comunidades, over te nemen. En dan? Enige tijd geleden werd er een Wichí gemeenschap verdreven van hun land in het tropisch woud. Bulldozers arriveerden en ontgonnen het bos ten behoeve van akkerbouw. De verdreven Wichí bouwden hun kamp op tegenover ‘Kilometro 5’, totdat een landeigenaar deze kavel claimde. Na wat juridische procedures werd de landeigenaar in het gelijk gesteld en moesten de Wichí zijn grond verlaten. De politie kwam. Ze namen alles in beslag. Het hout, de doeken en de golfplaten waarmee ze hun huizen bouwen. Hun geiten en kippen, hun kleding, maar ook hun documenten en identiteitspapieren. Ze staken gras in brand om ze te verdrijven. Wichí bieden geen weerstand, er was dus geen geweld.
De volgende morgen stapt John bij mij achterop en rijden we naar de plek toe waar de Wichí in de berm in de schaduw van een boom staan, met geen ander bezit dan de kleding die ze dragen. Hij vertelt dat wij journalisten uit Nederland zijn en dat we bezig zijn met het maken van een reportage. Ze vertrouwen ons direct, vertellen hun verhaal in Wichí. Een paar vrouwen nemen Irene mee om het gebied te tonen waar ze woonden. Ze huilen, terwijl de politie gelaten toekijkt. Wanneer ze Irene toch wel veel foto’s vinden maken, lopen ze op haar af. Direct verspreiden de Wichí vrouwen zich in een kring om Irene heen en voeren haar weg van de politie. ‘Ze hoort bij ons’, lijken ze ermee te zeggen. Het is zwaar om van zo dichtbij de gevolgen van ontbossing onder ogen te zien. Laat staan voor John. Veertig jaar kleine stapjes voor- en achteruit. Onvermoeibaar strijdend voor zijn geliefde Wichí.
De dag dat we een vijfde deel uit onze Stichting schenken en de Wichí verlaten, moet ik huilen. Met John achterop de buddy, snik ik: “I am too weak hearted for this job!” Hij zegt dat dat goed is. We zullen het verhaal van de Wichí vertellen. In woord en beeld. En dat is eigenlijk alles wat we willen doen!

In MotoPlus 16 rijden Daniëlle en Irene verder naar Bolivia en bezoeken daar vrouwelijke Boliviaanse handwerkers, die ontwerpen met respect voor de culturele Boliviaanse identiteit om onafhankelijkheid te verwerven.

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda Forza 750

Eerste Test Honda Forza 750

28 november, 2024

De Forza 750 profiteert van dezelfde vernieuwingen die de X-ADV (zie eerste test pagina 34) ook kreeg. Vooral tegen ...
Eerste test: Honda NT1100

Eerste test: Honda NT1100

28 november, 2024

NT is een acroniem voor New Tourer en drie jaar geleden werd de Honda NT1100 gelanceerd om het gapende gat in ...
Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

28 november, 2024

De Ninja SX houdt al jaren de vlag hoog in het sporttoersegment. Net als een klein Gallisch dorpje weert het zich ...