Nieuws

Reizen West-Australië

Veel bezoekers van Down-Under vinden West Australië maar een uithoek met veel zand, droogte en heel veel niets. Voor avontuurlijk ingestelde motorrijders die niet bang zijn voor het onbekende en een zandpad niet schuwen, klinkt dit echter allemaal als muziek in de oren.

Onze bucket list voor Australië is lang. Hij begint met de Gibb River Road. Die weg loopt door een omgeving die zo’n beetje als het Wilde Westen van Australië beschouwd wordt. Verder willen we beslist naar het Karijini National Park met prachtige kloven, het Ningaloo koraalrif, Natures Window in de Kalbarri en de Pinnacles ten noorden van Perth. In het zuiden zijn er rond Margaret River vele grotten, de Karri bomen en een ongelooflijk mooie kust waar je pijlstaartroggen vanaf het strand ziet zwemmen.
Tijdens de voorbereiding ontdekken we al dat je eigen motor verschepen mogelijk is, maar tegen een stevig prijskaartje. Het tijdelijk importeren van een motor in Australië is bovendien een behoorlijk ingewikkelde en tijdrovende klus. Huren is een andere optie, maar eveneens niet goedkoop en lastig in West Australië. De markt voor huurmotoren is hoofdzakelijk gevestigd in het oosten van het land, vlak bij de belangrijkste toeristencentra als Sydney en Melbourne.

We bekijken dus het derde alternatief: kopen. We leren al snel dat alles wat er bij dealers goed uitziet prijzig is. Alles wat particulieren aanbieden, bevindt zich dan weer minimaal een paar honderd kilometer buiten Perth. Die excursies moeten we dan bovendien twee keer ondernemen want we willen twee motoren kopen. Tel daarbij op dat gebruikte motoren onderhoud en mogelijk ook onderdelen nodig hebben, rijklaar gemaakt en op kenteken gezet moeten worden.

Na veel wikken en wegen besluiten we om nieuw te kopen. We kiezen voor de Suzuki DR200S. We zijn zelf ook niet erg groot dus die past ons goed. De 200 is bovendien stukken goedkoper dan de 650. Via internet vinden we een dealer die zaken met ons wil doen. Hij zorgt ervoor dat de motoren klaar staan op het moment dat we arriveren. De verzekering en de tenaamstelling regelen we via familie in West Australië. Dat is een groot voordeel want je moet een adres hebben of kunnen gebruiken.
Als we de motoren ophalen, zijn we een tikkie gespannen, maar het valt direct op hoe volwassen de DR200S er uit ziet. We maken een proefrit door Perth en omgeving. Als AC/DC-fans van het eerste uur bezoeken we in Freemantle de begraafplaats van Bon Scott. Hij is eerste zanger van de band die na een te overdadig gebruik van alcoholische versnaperingen in 1980 op 33-jarige leeftijd overleed. Ondanks de kleine cilinderinhoud voelt het goed met de Suzies te rijden. Zeker ook doordat we door andere weggebruikers voor motorrijders aangezien worden.

Het is oktober als we vertrekken. We zijn nog op tijd om de wilde woestijnbloemen te zien die vanaf september de zanderige vlaktes ten noordoosten van Perth veranderen in een prachtig kleurrijk schouwspel. De Bindoon-Moora road wordt ons aanbevolen en we genieten met volle teugen. In Moora hoort de eigenaar van het restaurant waar we eten dat we uit West Europa komen. Kunnen we niet even blijven om voor hem te werken? “The Dutchies’ zijn harde werkers; veel beter dan…” en daarna volgen zo’n beetje de inwoners van alle andere Europese landen.

De volgende ochtend gaan we vroeg op pad. Op weg naar Mount Magnet wordt het landschap kaler en droger en ook de voertuigen veranderen. Personenauto’s komen we steeds minder tegen, motorrijders zien we bijna niet meer. Vrachtwagens worden wel steeds talrijker en ook steeds langer, tot ruim vijftig meter. West Australië is het land van de roadtrains. Ze worden vooral gebruikt ten behoeve van de mijnbouw omdat die om veel groot materiaal vraagt. Twee keer komen we een monster tegen die een locomotief vervoert. Deze transporten worden altijd begeleid. We leren al snel dat als er meerdere voertuigen met zwaailichten voor de roadtrain uit rijden, we beter aan de kant kunnen gaan. De gevaartes hebben de hele wegbreedte nodig.

Via Newman rijden we verder naar het noorden. Niet meer van plaats naar plaats, maar van roadhouse naar roadhouse. Hier kun je tanken, iets eten, boodschappen doen, soms je auto/motor laten repareren en overnachten. Via een kortegolfradio heeft elk roadhouse ook een directe verbinding met de Flying Doctors. Het heeft de functie van postkantoor en dient ook een sociale functie in de omgeving.
Vlakbij het Karijini National Park slapen we bij het Auski Roadhouse. Michael, een vakantiewerker uit Engeland, is enthousiast over het park. Hij laat foto’s en filmpjes zien en deelt de beste bestemmingen met ons. We krijgen nog meer zin om te gaan en pakken al voor zonsopgang op. Als eerste gaan we naar de Hancook Gorge. De voettocht door de kloof is een te gekke klauterpartij. Meerdere malen waden we door uitgestrekte waterplassen van de Joffre Creek die ingeklemd ligt tussen de steile wanden van de kloof. Het eindpunt is Kermit’s Pool met helder fris water en een ongelooflijk mooi uitzicht.

Nog nagenietend van de indrukken van deze trail, gaan we naar het plaatsje Tom Price. Daar bezoeken we de gigantische mijnen van Rio Tinto. Een medewerker van de mijn geeft ons een rondleiding en het duizelt ons van de getallen. De miljoenen kilo’s ijzererts vliegen ons om de oren en het ene monsterlijk grote voertuig na het andere passeert. De ijzererts gaat per trein naar Dampier in het noorden. De treinen zijn vaak meer dan twee kilometer lang en worden door vier locomotieven getrokken. Dat het wel eens fout gaat, zien we een week later op het nieuws. Een machinist wilde iets aan zijn locomotief controleren en zette daarom zijn trein stil. Nadat hij er uit was geklommen kwam de trein – die niet op de rem stond – langzaam in beweging omdat hij op een licht dalend traject stond. De machinist was te laat om weer aan boord te springen en de trein ging er zonder hem vandoor. Na spoedoverleg werd op het hoofdkantoor in Perth besloten een wissel op het traject zo om te zetten dat de trein zou ontsporen op een veilige plek. Dat gebeurde ook.

Ook wij willen naar Dampier, over een weg die gedeeltelijk onverhard is en in het bezit van de mijn. “Je moet een vergunning aanvragen om erover te mogen rijden” vertelt de gids. “Zonder vergunning ben je in overtreding en dat kan leiden tot een forse boete en inbeslagname van jullie motoren”. De vergunning krijg je na het bekijken van een video over de weg, de regels die er gelden en het invullen van een formulier. De onverharde weg volgt de spoorlijn en is uitstekend onderhouden. Soms zien we een trein rijden en bij een spoorwegovergang moeten we lang stoppen voor de kilometerslange ijzeren combinatie. Net voor Karratha rijden we het asfalt weer op. Rechtsaf gaan we op de West Coastal Highway, oostelijk richting Broome. Dat plaatsje ligt nog een slordige 900 kilometer verderop. We verwachten er twee tot drie dagen voor nodig te hebben en bereiden ons voor op het grote niets. Dat is namelijk zo’n beetje wat we tot aan Broome tegen gaan komen. Er staan welgeteld twee roadhouses en een camping op de kaart.

De camping ligt aan de Indische Oceaan. We zien een bord waarop staat dat het is toegestaan om over het strand te rijden. Die kans kunnen we niet laten liggen. “Kijk wel uit voor de zeeschildpadden,” zegt de campingbaas, “ze komen nu het strand op om eieren te leggen”. Dat klinkt allemaal logisch, maar we denken dat de schildpadden alleen ’s nachts het strand op komen. Wat ontzettend gaaf om over het zand te rijden. Het eerste stukje is zwaar vanwege de diepe sporen, maar eenmaal op het harde zand is het volop genieten. Als we de volgende morgen nog een wandeling over het strand maken zien we dat ‘s nachts een schildpad inderdaad zijn eieren in een zandnest heeft gelegd en het kroost heeft achtergelaten. Moederliefde bij schildpadden heeft zijn grenzen.

De weg naar Broome is vermoeiend vanwege de temperatuur die boven de veertig graden komt. De weerkaatsing ervan op het asfalt voelt in combinatie met een redelijk hoge luchtvochtigheid aan alsof je koorts hebt. Veel drinken is dan ook erg belangrijk. Maar wat is veel drinken precies, vragen we ons af wanneer we horen dat veel mensen te maken krijgen met uitdrogingsverschijnselen. Als we bij een wegopbreking een zogenaamde ‘lollypop-man’ spreken; een persoon met een verkeersbord op een stok waarop STOP staat, vraag ik hoe lang zijn dienst is en hoeveel hij drinkt. Het antwoord: vier uur met elk uur tien minuten pauze en hij drinkt zo’n zeven liter. “Hoeveel”, vraag ik nogmaals. “Seven liters,” herhaalt hij terwijl hij het bord van STOP naar SLOW draait. Tot het volgende roadhouse neem ik elke minuut een slokje uit mijn camelbag en probeer uit te rekenen of we het met de vijf liter die we extra bij ons hebben tot het volgende roadhouse halen.

Broome heeft een magische klank in Australië en velen dromen ervan om er een vakantie door te brengen. Eind 19e eeuw ontstaan als een parelvissershaven, ontwikkelt Broome zich in de 20e eeuw tot een toeristische bestemming. Alles waarnaar de verwende toerist op zoek is, is hier. Prachtige stranden, resorts, restaurants die gerechten uit alle windstreken serveren en de oudste openluchtbioscoop ter wereld. Die ligt heel romantisch bij de luchthaven aan het begin van de landingsbaan. Een poster kondigt de film Bohemian Rapsody aan en we kopen tickets. Zo dicht aan de evenaar is het om acht uur ‘s avonds donker, maar niet erg lang. Al snel krijgt de openluchtbioscoop een dak met lichtshow en worden de rockklanken van Queen overstemd door een vliegtuig dat precies over de bioscoop met landingsgestel uit op de landingsbaan aanvliegt. Wat een belevenis! Gevoel voor humor is de Australiërs niet vreemd.

We maken ons op voor de Gibb River Road die dwars door het Kimberly National Park loopt. In Derby vragen we naar de conditie van deze 600 kilometer lange onverharde weg. Joanne van de lokale VVV meldt ons dat de Roadhouses langs de weg open zijn. Dat geldt ook voor de Gorges, die bekend zijn om hun schoonheid. “Maar wees voorzichtig want het is een gevaarlijk gebied. Sinds twee dagen zoeken we naar een vermiste motorrijder.” We vragen of ze weet op wat voor motor hij rijdt en ze laat een foto zien. Het is Daniel Price die met een Africa Twin rijdt en er staat dat hij een ervaren rijder is.
We vertrekken en denken in elke motor die we tegenkomen een Africa Twin te herkennen. Eventjes worden we afgeleid door een lekke band die we bij een benzinestation repareren. De hitte brengt onze gedachten steeds weer terug bij de vermiste motorrijder. Het dringt steeds dieper tot ons door dat dit gebied nietsontziend en genadeloos is voor iedereen die hier in de problemen komt. Gisteravond heeft het flink geonweerd, maar niet geregend. In de verte stijgt zwarte rook omhoog en het ruikt naar bosbrand. Een paar uur rijden later staat links en rechts de berm in brand. We rijden door naar de kruising met de weg naar Fitzroy Crossing, waar aan de weg gewerkt wordt. “Weten jullie dat het bos vijf kilometer terug in de brand staat?” vragen we. “Dat deed het vanmorgen nog niet,” krijgen we als antwoord. We kijken elkaar aan en besluiten in een split-second om rechtsaf te slaan naar het Windjana National Parc en de Gibb River Road vandaag te laten voor wat het is.

In het Windjana National Parc zetten we onze tent op en de parkwachter komt langs voor een praatje en een paar tips. Ook zij is bezorgd over de vermiste motorrijder. We gaan een stuk lopen en komen al snel bij een rivier. Er wordt gewaarschuwd voor krokodillen en ander wild en we zien inderdaad een krokodil in het water liggen. Die heeft trouwens ook wel veel weg van een boomstam.
De volgende ochtend komt de parkwachter langs met het nieuws dat de motorrijder is gevonden. Op een klein weggetje stond zijn motor in het losse zand vastgereden en Daniel was even verderop gevonden. ”Omgekomen door uitdroging,“ zegt de parkwachter, “hoewel hij genoeg water bij zich had. Er wordt aangenomen dat hij door de hitte bevangen is in de poging zijn motor los te krijgen en daardoor snel in een coma is geraakt en daarna is overleden.”

De woorden echoën na terwijl we onze camelbags en jerrycan vullen en de motoren weer oppakken. “Met jullie lichte fietsen zou het geen probleem geweest zijn,” had ze nog toegevoegd, maar het voelt niet goed, zelfs niet nu we weten wat er gebeurd is. “Laten we de Gibb River Road een andere keer doen en nu naar het Ningaloo rif vertrekken en lekker afkoelen in de oceaan,” zeggen we tegen elkaar. “We hebben nog genoeg andere bestemmingen op onze bucket list.” Het besluit tilt een zware last van onze schouders.
In Exmouth gaan we direct naar het strand om de zeeschildpadden te zien die daarheen komen om te paren. Sommige vrouwtjes krijgen bezoek van wel drie mannetjes tegelijk. Het ziet er uiterst vermoeiend uit en zodra het de vrouwtjes te veel wordt, vluchten ze het strand op. De omgeving van Exmouth nodigt uit tot snorkelen en na afgekoeld te zijn, gaan we nogmaals het water op met een boot met glazen bodem om het koraal en de zwemmende bewoners verder uit de kust te bewonderen.

Wanneer we in zuidelijke richting verder trekken, wordt de North West Coastal Road naar Perth weer drukker en drukker. Na zoveel eenzaamheid en verlaten wegen komt het benauwend over. We mijden de drukke Highway 1 en volgen de rustigere route 60 langs de kust. Op de kaart zien we dat er hier en daar wat onverharde wegen parallel aan de route lopen. Het is de ideale speelplaats voor de DR200s. Onderweg komen we langs de ‘Pinnacles’, een gebied vol zandstenen pilaren. Hoe ze precies zijn ontstaan is nog steeds onderwerp van discussie. We lezen over afgestorven schelpdiertjes, over fossiele plantenresten en nog drie andere theorieën. Het meest indrukwekkend is het om er doorheen te rijden. Laat in de middag wanneer de schaduwen langer worden, bekruipt je een surrealistisch gevoel. Het is goed voor te stellen dat Nederlandse ontdekkingsreizigers die hier in de 17e eeuw langs de westkust onderweg waren in deze formaties de restanten van een oude verlaten stad dachten te zien. En waar een stad aan de kust was, zou ook een haven moeten zijn. Het had vele scheepswrakken tot gevolg.

Omdat we graag nog onze familie willen zien, rijden we ten zuiden van Perth via Busselton richting Kaap Leeuwin. In de buurt van Margeret River zijn heel wat grotten de moeite waard. Het zijn voornamelijk druipsteengrotten, maar in de Jewel cave zijn ook de resten en sporen van een Tasmaanse tijger bewaard gebleven, een buidelwolf die in 1936 uitstierf.

Het weer is hier heel anders dan in het noorden en we krijgen het zelfs een beetje fris op de motor. Dat het hier meer regent, is goed te zien aan de omgeving. De heuvels zijn groen en er zijn veel wijnboeren. Overheersend zijn de enorm grote karri bomen. Deze giganten worden wel zeventig meter hoog en ze behoren tot de Eucalyptus-soort. Net even voorbij Walpole bezoeken we de Valley of the Giants waar je hoog tussen de toppen van de bomen, die soms wel vierhonderd jaar oud zijn, loopt. Zoals de bomen gigantisch zijn, was ook deze reis gigantisch. De motoren staan voorlopig in de stalling, want we komen zeker nog een keer terug.

Gerelateerde artikelen

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

12 december, 2024

Can-Am en motorfietsen, dat was toch ooit? Inderdaad, ooit produceerde de Canadese firma best succesvolle ...
Roadtrip – Everest Challenge

Roadtrip – Everest Challenge

12 december, 2024

Zegt de Everest Challenge u iets? Wij introduceren het sportieve fenomeen in de motorwereld met twee gemotoriseerde ...