Reizen Schotland
De Schotse Binnen-Hebriden zijn landschappelijk allesbehalve karig bedeeld. Wilde kusten, kleine single tracks vol bochten over kleurrijke eilanden en zelden een mens te zien. Een betere bestemming voor onvervalst avontuur op twee wielen kun je je bijna niet wensen!
Eilanden verzamelen is de nieuwste trend in Groot-Brittannië. Het doel is om zoveel mogelijk van de 706 eilanden van het koninkrijk te bezoeken, waarbij de ongeschreven regel stelt dat alleen al het aanraken van de bodem met je schoeisel telt als een bezoek. Alleen Britten kunnen waarschijnlijk zo’n ongebruikelijke wedstrijd bedenken, getuige onder meer het feit dat het jagen op regenwormen er eveneens als sport wordt gezien. Sterker nog, ieder jaar worden in Willaston de ‘World Worm Charmant Championships’ gehouden, waarbij teams proberen zoveel mogelijk regenwormen uit de grond te lokken. Graven naar de wormen met een schop is een no-go, de enige manier om de dieren naar de oppervlakte te lokken is door middel van trillingen, die het vallen van regen simuleren. Wie daarin het best slaagt wint niet alleen een rijke oogst aan regenwormen, maar ook een heuse wereldtitel.
Met een dergelijk WK in het achterhoofd lijkt het verzamelen van eilanden bijna normaal. We, Tom en ik, reizen naar het westen van Schotland om daar een paar eilanden te ‘verzamelen’. We concentreerden ons op de Binnen-Hebriden, die op één uitzondering na weinig aandacht genieten van toeristen. En dat is waarschijnlijk een van de redenen waarom deze eilanden zo heerlijk rustig zijn.
De rust waar we naar verlangen is op dit moment ver te zoeken. We zitten vast in de haven van Ardrossan en worden al twee uur opgehouden. De veerboot is kapot. Een behoorlijke motorstoring, naar het schijnt. Arran ligt maar tien kilometer uit de kust, maar we kunnen het eiland op dit moment niet bereiken. “Probably not gonna happen today!”, aldus Brian. De aanzienlijke getatoeëerde man vertelt dat de veerboten ouder worden en averij zoals nu vaker voorkomt. De Schot vertelt ons ook dat er eigenlijk niet zoiets bestaat als ‘één’ Schotland. Het verschil tussen de Lowlands en Highlands, samen met de eilanden, is alleen al te herkennen aan de verschillende dialecten die er worden gesproken. En de mentaliteit van de Lowlanders en Highlanders is ook fundamenteel anders. Brian spreekt honderduit, waarbij hij zijn voorkeur voor de Highlands maar moeilijk kan verbergen.
Door zijn uitleg gaat de wachttijd verrassend snel voorbij. Op een gegeven moment braakt de dieselmotor toch weer donkere rookpluimen uit en in een mum van tijd varen we richting Arran. Desondanks is het al laat wanneer we Brodick bereiken. De stad is het hart van het eiland en als er al iets op Arran te beleven is, dan gebeurt dat in Brodick. Het is laat en daarom tijd om een plek voor de nacht te zoeken. Een camping, want met budgetondermijnende prijzen van 100 tot 120 pond voor een B&B kruipen we liever iedere nacht in onze warme slaapzakken. Dat heeft ook het voordeel dat we de nachten op zeer schilderachtige locaties kunnen doorbrengen. De camping in Kildonen is zo’n plek. De tenten staan maar een paar meter van zee en het aantal medekampeerders is beperkt. Onze directe buren, Mick en Jill, laten zich meteen van hun meest gastvrije kant zien. De bagage zit nog op de motor, wanneer Tom en ik voor hun tent genieten van een praatje onder het genot van koekjes en thee.
Arran zelf is een juweeltje, een stuk land in de zee dat weinig op heeft met de tijd. Zelfs als bezoeker voel je dat. En dan te bedenken dat we Arran bijna links hadden laten liggen. Een blik op de kaart onthulde nogal weinig asfalt. “Dat hebben we in een paar uur afgewerkt”, was Tom enigszins sceptisch vooraf, een gevoel dat ik deelde. Er is een rondweg op dit eiland en twee andere wegen die over de bergen leiden. Totaal honderd kilometer asfalt, niet bepaald voer voor uitgebreide dagtochten. Toch weet het eiland te verrassen. Arran wordt beschouwd als een soort miniversie van Schotland. Niet alleen slingeren de wegen zich wulps door het landschap, de twee uur die je normaliter voor honderd kilometer nodig hebt, zijn bij lange na niet genoeg om het eiland te verkennen. Vooral de westkust vreet tijd. Met mooi weer is het puur genieten, telkens weer ligt er een verrassend nieuw landschap voor je neus, soms met palmbomen langs de weg, dan weer met kleine huizen waarvan de witte kleur in het zonnige licht bijna in de ogen brandt.
Arran is ook doordrenkt met geschiedenis. Voormalig troonopvolger ‘Robert the Bruce’ zou zich hier bijvoorbeeld lang geleden hebben verstopt. De naam Robert the Bruce doet wellicht een belletje rinkelen. Deze troonpretendent speelde een hoofdrol in de epische film ‘Braveheart’ met Mel Gibson. Dankzij de film kennen velen zijn nog altijd. Zijn schuilplaats van weleer, waar hij zich verborg voor de Engelse koning Edward Longshanks, ligt tussen Blackwaterfoot en Machrie. De Kings Caves liggen een behoorlijk eind van de weg af. Vanaf de parkeerplaats is het bijna twee kilometer lopen, maar ik noch Tom kan de motivatie opbrengen om die afstand in motorkloffie af te leggen. Dan liever op twee wielen verder!
We stappen weer op en niet veel later zijn we in Lochranza, een belangrijke plaats op Arran. Niet alleen vertrekt vanaf hier de veerboot naar het schiereiland Kintyre, maar Lochranza is ook de thuisbasis van de enige distilleerderij van Arran. Tweehonderd jaar geleden waren er ongeveer vijftig distilleerderijen op het eiland, maar in 1837 werd het laatste vat hier gevuld. De massaproductie deed zijn intrede in whiskyland en kleinere distilleerderijen konden niet concurreren met de grote producenten. In 1997, 160 jaar later, opende de koningin zelf de Arran distilleerderij en nog geen jaar later opende acteur en motorreiziger Ewan McGregor het eerste vat in Lochranza van Arran single malt.
De volgende dag zijn we terug in Lochranza, dit keer voor de veerboot. De veerverbindingen vormen de levenslijnen van de eilanden. De overtocht naar Claonaig op het schiereiland Kintyre duurt minder dan twintig minuten. Tijdens de overtocht overwegen we nog om de 70 kilometer naar de Mull of Kintyre af te leggen, het landschappelijke punt waar Paul McCartney met zijn band ‘Wings’ een muzikale ode aan wijdde. ‘Mull of Kintyre’ was een internationale hit en stond ook wekenlang op één in de Nederlandse Top 40. Toch zien we er af en pakken in plaats daarvan meteen de aansluitende veerboot naar Islay. ‘s Avonds zitten we voor onze tent in Lochindaal en maken plannen voor de komende dag.
Op Islay draait alles om whisky en het ‘levenselixer’ van dit eiland, is een van de beste single malts ter wereld. Dat denken we althans, aangezien in 2022 een vat uit de jaren 70 van de Ardbeg distilleerderij is verkocht voor iets minder dan 19 miljoen euro. De distilleerderij zelf, inclusief de voorraad, werd in 1997 voor minder dan de helft van dat bedrag verkocht. Dat de Hebridean whisky zo enorm populair is, dankt het aan de rokerige smaak, het speciale water en ook het harde klimaat van de Schotse westkust. Klaarblijkelijk allemaal factoren die van invloed zijn op de kwaliteit. Recentelijk is whisky echter onder vuur komen te liggen vanwege de impact op het milieu. De productie ervan is allesbehalve milieuvriendelijk. Zo komt gerst komt uit landen als Canada en Oekraïne, en worden de vaten voornamelijk over de Atlantische Oceaan verscheept vanuit de VS. En dan is er nog de kwestie van de turf, die single malts zoals Laphroaig en Lagavulin zijn unieke aardse smaak geeft. Dit rokerige ingrediënt veroorzaakt veel CO2 tijdens de extractie en verwerking. Hoewel sommige distilleerderijen proberen groener te worden, wil geen enkele producent de traditionele bereiding echt op de schop gooien.
Laphroaig en Lagavulin behoren tot de bekendste van de negen distilleerderijen op Islay. Wij hebben Lagavulin uitgekozen voor een rondleiding, ook omdat het weer vandaag niet al te best is, een ideale dag voor een rondleiding dus. Die laten we echter toch aan ons voorbij gaan. We staan drijfnat aan de balie wanneer de jongedame erachter droogjes meldt: “Dat is dan vijftig pond per persoon.” Huh?!? Vijftig pond voor een rondleiding? Dat is ons iets te gortig en dus behelpen we ons maar met een kop koffie in de bar en gaan weer snel op weg. Het weer is inmiddels gelukkig opgeklaard en dus maken we een heerlijk rondje over het eiland.
Terug op de camping komen we een tweetal oude bekenden tegen: Mick en Jill die we op Arran al hadden ontmoet. Mick de amateurmuzikant heeft, zoals ‘ie het zelf formuleert, een ‘gig’ in de plaatselijke pub vanavond. Of wij niet willen komen? “You must come, otherwise I only play fort the barkeeper”, verplicht hij ons bijna tot een bezoek. Het scheelt inderdaad niet veel, men hangt niet bepaald met de benen buiten de kroeg, maar dat weerhoudt Mick er niet van om zijn volledige muzikale kunsten uit te venten. Ondanks het slechts handjevol mensen wordt het een erg vermakelijke avond, die ons ook meteen de gelegenheid biedt om enkele Islay single malts te proeven.
De volgende ochtend staan we met de motoren bij de pier in Port Askaig. Jura, een ander eiland van de Hebriden, ligt op minder dan een kilometer afstand. Door het gebrek aan reismogelijkheden hebben we Jura van ons lijstje te bezoeken eilanden geschrapt. In Oban moeten we daarom overstappen om naar Mull te varen. En met Mull verlaten we de rust van Arran en Islay. Er is daar duidelijk meer toeristische dynamiek. Iets dat we direct ’s avonds al merken wanneer we op zoek zijn naar een camping. De eerste is volgeboekt en bij de tweede is nog net een paar vierkante meter gras beschikbaar voor onze tenten.
De route over de single track naar het eiland Iona is een must. Zo lezen we althans in onze reisgids, en dus gaan we de volgende dag op weg om Iona vanaf Mull te bekijken. We nemen echter niet de A849 vanuit Salen, maar kiezen eerst voor de B8035 direct langs de kust loopt. De route is een openbaring, wat zeker ook te danken is aan de goede weersomstandigheden. Het uitzicht over zee en het platteland zijn adembenemend. De aankomst in Fionnphort, een klein stadje tegenover het eiland Iona, is echter ontnuchterend. Lompe bussen, sommige met dubbele assen aan de achterkant, staan bij tientallen geparkeerd op de enorme parkeerplaats. Het is moeilijk voor te stellen hoe deze enorme voertuigen zich een weg banen over dat ene, enkele spoor.
Tom en ik blijven nog een dag op Mull, waarbij we onder meer een bezoekje brengen aan Tobermory. Een heerlijke stad die de moeite van een tussenstop absoluut waard is. In een heerlijk ontspannen tempo nemen we heel Mull tot ons en stoppen onderweg talloze keren. Altijd weer is er wel een fenomenaal uitzicht dat zich op het netvlies meldt! Wat een magische plek!
Toch moeten we door. De tijd dringt en Skye staat ook hoog op onze to-do lijst van de Hebriden. Vanuit Mallaig maken we de oversteek per veerboot. Op het schip voelen we al wat ons op Skye te wachten staat. De boot zit ramvol. Omdat onze motoren nauwelijks ruimte innemen, is er nog net plaats op de veerboot. We besteden onze tijd nuttig en vinden een camping die buiten de greep van het massatoerisme ligt, en wel uitzicht op zee belooft. Glenbrittle staat dus al in het navigatiesysteem als we aanmeren, maar de reis over de A87 belooft niet veel goeds. Campers vormen een eindeloze rij en op de kleine wegen naar onze bestemming is het nauwelijks beter. Bij bijna elke passeerplek moeten we uitwijken om tegenliggers te laten passeren. Wanneer we aankomen, wordt al snel duidelijk dat veel andere toeristen Glenbrittle ook hebben gevonden. Gelukkig is er nog plek en maakt de waanzinnige locatie alles goed. We besteden nog een dag aan het verkennen van Skye, maar hoewel mooi, worden we niet echt vrolijk van het rijden hier.
Dus we vertrekken uit Skye, niets eens met weemoed, want het weer speelt ook niet mee. Wel wil ik Skye in stijl verlaten, dus niet via de brug bij Kyle of Lochalsh terug naar het vasteland. Vanaf Skye vaart namelijk nog altijd ’s werelds enige draaitafel-pontveer, de Glenachulish. Deze vaart tussen de dorpen Kylerhea op Skye en Glenelg op het vasteland. Zelfs de weg ernaartoe is spectaculair, vrij smal en op sommige stukken behoorlijk steil. Een ervaring op zich, wat zeker ook geldt voor de veerdienst zelf.
Omdat we ons verblijf op Skye hebben ingekort, geeft ons dat wel weer meer tijd op andere plaatsen. Dat betekent bijvoorbeeld dat we ook over de Applecrosspass kunnen: deze kronkelige pas is het rijdende hoogtepunt van elke Highland-tour. Op de heenweg passeren we Eilean Donan Castle. De eeuwenoude muren zijn al decennialang, sinds de film ‘Highlander’, een ware attractie. In de zomer wordt het kasteel nog altijd door hordes mensen aangevallen, echter niet bewapend met schild en zwaard, maar met fototoestel en paraplu tegen de regen.
‘s Avonds zijn we in Applecross, een verzameling losjes gegroepeerde huizen en boerderijen. De plaats draagt dezelfde naam als het schiereiland waarop het ligt. Achter ons ligt een Alpien stukje Schotland met steile en scherpe bochten, die de motoren terug naar de eerste versnelling dwingen. Morgen rijden we verder over de kleine single track, opnieuw genietend van het indrukwekkende uitzicht op de ruige westkust. Wellicht kunnen we dankzij het goede weer ook nog even een blik op Skye werpen. Daarna moet het vizier weer richting huis. De uiteindelijke scorekaart leert dat we uiteindelijk slechts vier van de 706 Britse eilanden hebben aangedaan, wat zeker geen plaats in de top 10 van de Island Challenge oplevert. Boeit niet, we hebben op en top genoten van iedere kilometer tijdens deze trip. En daar gaat het tenslotte om!