+ Plus

Reizen Sardinië

Sardinië in het voor- of najaar, dat is niet alleen een feest der kleuren. Het is de ideale tijd voor een uitgebreide tocht over fantastische wegen met spectaculaire ontdekkingen, en dat buiten de zomerse hitte en droogte, waarbij zich dan ook nog eens ontelbare toeristen over het eiland storten. Dus: helm op en gaan! Je zult er geen spijt van krijgen.

De vraag is gemakkelijk, maar het antwoord is dat helemaal niet: “Welk Europees eiland is het meest geschikt voor motorrijders?” Ierland, Kreta of Corsica, Pellworm of Pag? Deze eilanden in ieder geval allemaal niet, de meeste experts kiezen voor Sardinië. In mijn persoonlijke top tien staat tot nu toe Gran Canaria helemaal bovenaan. Zou Sardinië werkelijk nog beter kunnen zijn? Laten we de proef maar eens op de som nemen.
Welnu, de eerste dag zorgt er niet bepaald voor dat het eiland zich een plekje weet te veroveren op mijn favorietenlijstje. Vroeg in de ochtend zijn Werner en ik met onze ééncilinders van de veerboot gerold in Golfo Aranci. Over de kletsnatte SP73 gaat het tussen met wolken bedekte bergen langs de beroemde Costa Smeralda. Daarbij hebben we ons verbaasd over belachelijk dure, sprookjesachtig mooie villa’s met een jaloersmakende ligging, maar ook vreselijk geërgerd aan de typisch Italiaanse snelheidsbeperkingen. Wegwerkzaamheden? 10 km/uur. Lijnrechte provinciale weg? 40 km/uur. Een vlakke brug? 20 km/uur vanwege niet bestaande oneffenheden in het wegdek. Uitermate bizar. Maar wat doe je er aan? De Italianen zelf negeren dergelijke verkeersborden bijna altijd. Waarschijnlijk weten ze waar de carabinieri op de loer liggen. We besluiten om er maar een reeds veel beproefde methode op na te houden: we kopiëren gewoon het verkeersgedrag van de lokale bevolking. Geen waterdicht plan uiteraard, maar in de praktijk werkt het doorgaans prima, zo ook in dit geval.
Nog even over de Costa Smeralda. Het zou natuurlijk kunnen, dat de mooiste kant alleen maar is te zien vanaf zee. In ieder geval blijft de veelgeprezen schoonheid van deze kust voor ons verborgen vanaf de weg. Simpelweg omdat de boel helemaal is volgebouwd met vakantiehuizen, hotels en luxe villa’s. Dure oorden en een weinig opwindend groen maquislandschap. Maar uiteindelijk wordt deze dag gered door een rotsenlabyrint aan de Capo Testa. Het lijkt wel alsof reuzen uit de oertijd hier hebben gekegeld met enorme knikkers. De directe kustlijn wordt hier versierd door wit graniet dat gedurende millennia door de wind en het weer zijn gemodelleerd in allerlei verschillende vormen. Eenieder ontdekt weer op zijn of haar eigen manier een ander fantasiewezen in deze rotsentuin. Urenlang kun je hier op ontdekkingsreis gaan, maar in de warme avondzon is het hier het mooist.

Gedurende de nacht is er stilletjes een kleine stormdepressie genaderd, die een aantal uren zorgt voor heftige windstoten en regen. Het doet Sardinië goed als de waterreservoirs weer worden gevuld, voordat de hete en droge zomer begint. Voor ons pakt het momenteel iets minder goed uit. We moeten wachten en gaan maar even een boekje lezen totdat de straffe noordwestenwind de wolken heeft weggeblazen en de lucht weer diepblauw is. Na deze complete wasbeurt zijn de kleuren der natuur in het sterke licht weer heel intensief. Beter kan het niet. In mei is Sardinië duidelijk het meest groene eiland zuidelijk van Ierland. Bespikkeld met een vlekkentapijt van geel bloeiende heidebrem, die enkele weken lang de lucht parfumeert met een zware zoete geur.
We zijn inmiddels alweer een tijdje onderweg, genieten niet alleen van het perfecte weer, maar ook van de schitterende uitzichten die het Middellandse Zee gebied ons voorschotelen. Vanaf het wijde en ongenaakbare hoogland oostelijk van Sassari, kunnen we zelfs in het noorden de bergen van Corsica zien, meer dan honderd kilometer van ons verwijderd. ’s Avonds bereiken we Alghero, de robuuste historische havenstad, die door de Catalanen werd gebouwd in de veertiende eeuw. Inderdaad wanen we ons in een oude Spaanse stad met grote plaza’s en prachtige binnenplaatsen van protserige herenhuizen. Alghero is zonder enige twijfel anders en maakt schaamteloos misbruik van de eigen Spaanse flair door busladingen toeristen te verrassen met absurde prijzen. Het zorgt er onder meer voor dat ons enthousiasme nog altijd enigszins binnen de perken blijft. Toch slaat dat de volgende dag volledig om, omdat we eindelijk ervaren waarom dit eiland zo’n hoog aanzien geniet onder veel motorrijders. De omgeving tussen Alghero en Bosa blijkt een schot in de roos te zijn. De kustweg is al niet slecht, maar het ongelooflijke bochtenwonder in het binnenland laat het eiland behoorlijk klimmen richting de top tien. Asfalt met veel grip, gewone bochten en oneindig veel haarspeldbochten, de heerlijk geurende met allerlei bloeiende bloemen versierde heidebrem en het eindeloze uitzicht over de zee of de bergen. Betere omstandigheden voor motorrijden zijn er niet.
Uren later zorgt ook Bosa nog voor een aangename verrassing. Het is een kleine compacte stad met hoge pastelgekleurde huizen, nauwe stegen en de typische, enigszins broze charme van Italiaanse steden met een historisch vernisje. Bovendien zijn er schaduwrijke piazza’s en een laan met palmbomen aan de rivier Telmo, waar vissers de netten repareren bij hun oude houten boten. Een levendig stadsgedeelte met heel weinig toeristen. Hoog boven de stad houdt het 900 jaar oude, massieve Castello di Serravalle de wacht. Bosa is echt en puur, voor ons de mooiste stad van Sardinië.

We houden een zuidelijke koers aan en doorkruisen vlot de saaie vlakte nabij Oristano en bewegen ons voort over de ‘stradas biancas’ langs de Costa Verde. Een dicht netwerk van vaak verblindend witte pistes ligt over het hele eiland. Een paradijs voor bestuurders van allroads en ontdekkingsreizigers. Onderweg doemen telkens weer indrukwekkende ruïnes op, zoals die van Naracauli en Ingortuso. Het zijn de treurige resten van oude mijnen, die op een gegeven moment niet meer winstgevend genoeg waren en gewoon werden verlaten. Niemand heeft er opgeruimd, de hele rotzooi ligt daar nu een beetje weg te rotten. De mensen die zich hier ooit uit de naad hebben gewerkt, moesten hun dorpen verlaten na het einde van het mijnwezen. De basis voor het bestaan was er gewoonweg niet meer. Achtergebleven is een verlaten gebied zonder enige toekomstmogelijkheden.
Voordat er zwaarmoedigheid op komt zetten, bereiken we in Arbus de SS126. De volgende twintig kilometer tot Fluminimaggiore is het zonder twijfel het mooiste stuk dat ik heb gereden in de afgelopen jaren. Wat een weg! Het beste asfalt, ontelbaar veel vloeiende en overzichtelijke bochten die in de tweede tot vierde versnelling kunnen worden gereden en geen ander verkeer. Deze bergweg heeft alles wat motorrijders wensen. Even diep adem halen en de spanning maakt plaats voor langdurig plezier. We blijven in de buurt van de kust en volgen haar rond om het zuidelijke punt van het eiland tot aan de hoofdstad Cagliari. Gelukkig is het zondag, de stad is daarom supersnel doorkruist. Een aantal kilometers verderop wordt het alweer echt mooi. De zuidoostelijke kust rondom de Capo Carbonara bevestigt werkelijk bijna ieder bekend Sardinië cliché. Turquoisegroengekleurd water klotst in de kleine baaien. die worden omgeven door witte krijtrotsen. Ruwe pistes kronkelen dwars door de groene heuvels en wijd en zijd is er geen mens te bekennen. En daarbij dan ook nog eens het geweldig ruime en verre uitzicht over de zee.

Na ontelbaar veel kilometers langs de kust te hebben gereden, is het tijd voor een beetje verandering. Er staan nu bergen op het programma. Op naar het Gennargentu massief, het dak van het eiland met toch nog altijd een hoogte van 1.834 meter. We bevinden ons amper op de zijstraat naar Ulássai als het landschap en de route op snelheid komen. Urenlang surfen we door de bochten. Waar halen de Sarden dit mooie asfalt vandaan? Verkeersborden verklappen het: ‘Sponsored by EU’. De min of meer ronde Gennargentu bergkruinen zijn niet spectaculair, daarentegen geeft het het landschap juist een rustgevend uitstraling vanwege de zachte groene golvingen en de breekbare charme. Enkele witte wolken bewegen zich langzaam aan de diepblauwe hemel in oostelijke richting en de thermometer geeft een temperatuur aan van 23 graden. Perfect gewoon. En wat is nou de meest indrukwekkende weg in deze streek? Onmogelijk te beantwoorden, rijd ze gewoon allemaal! En waag het niet om per ongeluk het prachtexemplaar van Seui naar Tonara over te slaan.
Toeristen gaan niet zo gauw naar het bergachtige hart van het eiland. Dat komt misschien door het feit dat de Romeinen het binnenland Barbagia – barbarenland – hebben genoemd. De enkele dorpen zijn zakelijk en eerlijk, de prijzen vriendelijk. Een smaakvolle pizza eet je er al vanaf vijf euro en een cappuccino kost maar een euro. Aan de overgewaardeerde Costa Smeralda krijg je daarvoor in het gunstigste geval een broodje van een dag of twee oud geserveerd. De meeste plaatsnamen zijn we alweer vergeten, nog voordat ze zijn verdwenen uit onze achteruitkijkspiegel. Maar eentje is er anders: Orgosolo, het dorp met de beroemde muurschilderingen. Toch was bekendheid niet de hoofdreden van deze oorspronkelijk uit Mexico afkomstige Murales. Veel meer het veroordelen van de uitbuiting door grootgrondbezitters, de grilligheid van de overheid evenals het aankaarten van sociale en internationaal-politieke misstanden. Met de gebruikelijke verdachten als Marx, Lenin, Che Guevara, Obama en Berlusconi. Alleen jammer dat we de begeleidende Italiaanse teksten niet begrijpen.
Oostelijk van Orgosolo imponeren de witte kalkbergen van de Supramonte, ondanks dat ze amper vijftienhonderd meter hoog zijn. Komt waarschijnlijk omdat ze veel dominanter in het landschap aanwezig zijn dan de Gennargentu bergtoppen. Hoog, steil en gekloofd, een paradijs voor wandelaars en bergbeklimmers. Een beetje verborgen bevindt zich aan de oostkant de waanzinnig mooie bergkloof Gola su Gorruppu. Ver boven de canyons balanceert de panoramaweg SS125 omhoog naar de Passo di Silvana. En nog verder in oostelijke richting lonken de fantastisch mooie baaien aan de Golfo di Orosei. Er is nog zo veel te ontdekken op Sardinië. Na Sicilië is Sardinië het op één na grootste eiland van de Middellandse Zee en gelukkig hebben we nog enkele meters te gaan. Daar blijft het overigens niet bij, het plan is ook om vanaf Santa Teresa met de boot naar Corsica te varen. Het volgende eiland dat hoog staat genoteerd in de top tien ranglijst van diverse motorrijders. Heeft Sardinië bij mij een plek ingenomen op de pole position? Laat ik het zo zeggen: in een ideale wereld begint het motorseizoen met een reis naar Gran Canaria in januari, gevolgd door een trip naar Sardinië in mei. Hoop doet leven, zullen we maar zeggen!

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda Forza 750

Eerste Test Honda Forza 750

28 november, 2024

De Forza 750 profiteert van dezelfde vernieuwingen die de X-ADV (zie eerste test pagina 34) ook kreeg. Vooral tegen ...
Eerste test: Honda NT1100

Eerste test: Honda NT1100

28 november, 2024

NT is een acroniem voor New Tourer en drie jaar geleden werd de Honda NT1100 gelanceerd om het gapende gat in ...
Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

28 november, 2024

De Ninja SX houdt al jaren de vlag hoog in het sporttoersegment. Net als een klein Gallisch dorpje weert het zich ...