Mijn Trots Richard Fluttert en zij KZ1300 Turbo

« Terug naar Mijn Trots

Na een 200+ horrorcrash op het stratencircuit van Raalte zette voormalig ONK wegracekampioen Richard Fluttert in 2004 een punt achter zijn racecarrière. Zijn energie stopte hij vanaf toen in de minder risicovolle, maar daarom niet minder uitdagende kant van het motorrijden, de techniek. Een herontdekkingstocht die hem terugvoerde naar zijn wilde jeugdjaren.“Bezeten was ik van die machine, die trillingsvrije loop van zo’n zescilinder fascineerde me gewoon. Maar hoe mooi zo’n ding ook liep, toen ik mijn eerste Kawasaki KZ1300 had aangeschaft, zo’n vijfentwintig jaar geleden, had ik mezelf meteen al bedacht dat er een turbo op moest. Die kits waren er alleen wel voor viercilinders, maar niet voor zescilinders. Toen heb ik maar een standaardkit van Mr. Turbo gekocht voor een Z1000 en die pas gemaakt voor mijn KZ1300. Vond ik mooi, die technische uitdaging. Zelf de uitlaten maken en het spruitstuk. Best wat werk, zeker omdat ik geen technische achtergrond heb, het was echt puur hobby. Uiteindelijk heb ik toen in een jaar of twee tijd vier motorfietsen van een turbo voorzien, twee voor mezelf en twee voor anderen.Ik kreeg toen echter ook steeds meer interesse voor de wegrace. Dat was in 1993, ik reed een paar wedstrijdjes op Assen en dat beviel zo goed dat ik er een aantal jaar bij aan heb geknoopt. Tot Raalte in 2004, ik verloor mijn remblokken en had bij dik 200 dus geen remmen meer. Gelukkig liep het redelijk af, maar na die valpartij was het helemaal finito. En eigenlijk begonnen meteen daarna die zescilinders weer te lonken. Het was me altijd bijgebleven hoe mooi zo’n blok loopt. En dan ga je zoeken, kijken waar je er eentje voor een mooi prijsje op de kop kunt tikken. Ik haalde er twee uit Duitsland, één uit ’89 en deze, van 1984. Die kwam er met één speciaal doel, er moest weer een turbo op. Dus weer zelf een spruitstuk ontwerpen, en uitlaatbochten, maar het begon met het laten uitdraaien van de cilinders en nieuwe, gesmede zuigers. Die kunnen wat meer hebben dan de originele en vormden daarom een betere basis. Het had ook nog andere voordelen, zo’n 1300 gebruikte best wat olie, maar omdat ik de cilinders had laten uitboren op vijfhonderdste speling was ook dat over. En ik had iets meer vermogen, de cilinderinhoud was nu namelijk 1350 in plaats van de oorspronkelijke 1280cc. Standaard had ‘ie iets van 120 pk, maar met turbo denk ik dat ik tot ongeveer 200 pk kan komen, dan heb je het over zo’n tien pond druk. Maar die pk’s vind ik niet eens zo belangrijk, de uitdaging zit hem in de betrouwbaarheid en afstelling. En dat laatste was echt een kwestie van proberen, proberen en nog eens proberen. Ik wil dat een motor snel oppakt en met een carburateur is dat gewoon moeilijker dan met injectie, en dan heb je ook nog het turbogat waar je mee zit. Buiten de turbo is de motor verder zoveel mogelijk origineel. Wel heb ik de vering iets aangepast, voor zit er nu een progressieve veer in en achter heb ik nu schokbrekers met luchtondersteuning. Ondanks zijn 300 kilo stuurt ‘ie nu best goed, ik heb er echt veel plezier aan. Met name door die turbo, echt een aparte ervaring. Ik heb ook een getunede GSX-R1000 met 201 pk aan het achterwiel gehad, die gaf vermogen op elk gewenst moment. Maar niet de Kawa, die begint heel rustig, tot zo’n vijfduizend toeren, dan komt de turbo erin en krijg je zo’n enorme schop in je kont, dat geeft echt een kick. Ik herinner me nog de eerste keer, toen trok ‘ie nog in de derde versnelling dwars door de koppeling. Dat heb ik toen allemaal nog moeten verzwaren. Het vergt veel tijd ja, en daarvan heb je niet veel wanneer je ook nog een rijschool moet runnen en een dochtertje van anderhalf hebt. Dit was echt de laatste die ik heb gebouwd, na vijf is het wel mooi geweest. Alhoewel, ik zou nog wel graag een keer een turbo willen bouwen op een injectiemotor. Ja, dat lijkt me nog wel een uitdaging!” [Kader met oproep nog een keer herhalen]