Mijn Trots – Johan van Leussen

« Terug naar Mijn Trots
Alles waar maar een motorblok in zit, vindt Johan van Leussen (44) al van kinds af aan geweldig. Motoren ook, en na een aantal sportieve Japanse viercilinders liet de planner zich in het zadel van een Aprilia Tuono verleiden. Die relatie kwam wat sputterend op gang – “ik dacht shit, wat heb ik gekocht” – maar inmiddels heeft de Tuono zijn hart dubbel en dwars veroverd!

“Ik was 20 of 21 jaar toen ik mijn rijbewijs haalde. Al van jongs af aan ben ik gek op alles met een motor. Of het nu een gazonmaaier, auto, trekker of vrachtwagen is, het maakt me niet uit. Motorfietsen dus ook. Mijn eerste motor was een Yamaha YZF750, maar daar heb ik helaas een ongeluk mee gehad. In een bocht gleed ik zo uit het niets onderuit. Bleek dat een vrachtwagen daar flinterdunne hydraulische olie was verloren. De motor kapot, m’n arm gebroken. Uiteindelijk heb ik de motor maar verkocht met schade, maar omdat ik net getrouwd was en een huis had gekocht was het geld een beetje op. Na twee jaar kreeg ik alsnog verzekeringsgeld uitgekeerd via het waarborgfonds, omdat wel duidelijk was dat het niet mijn eigen schuld was. Van dat geld heb ik toen een goedkope Honda CB750 gekocht. We hadden maar één auto, dus ik moest altijd met die motor naar m’n werk, ook door de pekel. En dat doe je natuurlijk niet met één of ander luxe ding. Het was wel een beetje low budget rijden toen, ik had zelfs niet geïnvesteerd in een degelijke uitrusting. Ik heb wel eens in de kantine gezeten terwijl ik bijna moest janken van de tintelende vingers. Toen er op een gegeven moment toch een tweede auto kwam, was ik helemaal klaar met dat door weer en wind rijden. Sindsdien ben ik een vijftien graden plus rijder. De CB liep op een bepaald moment kapot en toen kocht ik ergens rond 2007 een Fireblade, een 900. Fantastische fiets, en dus werd de volgende weer een Fireblade, waar ik ook weer een jaartje of wat op heb gereden. Prachtig ding, waar ik uren naar kon kijken, zo mooi. Maar qua rijden mocht het op een gegeven moment wel wat comfortabeler. Die druk op de polsen hè, zo’n ding is eigenlijk alleen maar fijn op het circuit. Ik ben geen volbloed racer hoor, maar ik geef mezelf wel elk jaar voor de verjaardag een circuitdag cadeau. Supergaaf vind ik dat. Ik ben dan helemaal niet bezig met tijden of zo, ik wil vooral genieten. Rij op safe en ben gelukkig wanneer ik ’s avonds gewoon weer naar huis kan met de motor, zonder hem uit de grindbak te hebben hoeven plukken. Op zo’n dag kan ik vervolgens maanden kan teren. Maar ja, voor één dag in het jaar kun je geen Fireblade aanhouden. Na een dag gewoon rijden, had ik altijd last van de polsen, en dat begon me tegen te staan. Ik had ooit al eens op een Tuono van de eerste generatie gezeten en die zithouding beviel me wel. Heb ik eerst mijn eigen Fireblade verkocht en vervolgens op een winterdag een Tuono uit 2006 weer gekocht. Die stond in Limburg en ik vond het meteen een gave machine. Maar omdat het winter was stond ik ‘m de eerste drie maanden alleen maar te poetsen in de schuur. En toen ik er eindelijk voor het eerst mee op pad kon, dacht ik wel, ‘shit, wat heb ik gekocht?’. Ik was die soepele Fireblade gewend en zo’n Tuono is wel echt een bok hoor. Het bokte, het knalde, het plofte. Ik moest echt even wennen aan de motor, maar heb er uiteindelijk toch vijf jaar met veel plezier op gereden. Op een gegeven moment was ik met vrienden in de Eifel bij de Nürburgring en daar stond een Tuono V4. Ik had er natuurlijk al over gelezen en vond het ook wel een mooi ding om te zien. Maar helemaal toen ‘ie weg reed, dacht ik ‘wow, dit is bijna een MotoGP-beleving’. Zo gaaf. In het najaar ging ik daarom een beetje rondneuzen op internet en kwam in Gramsbergen deze V4 tegen. Ik wilde ‘m graag kopen, maar alleen wanneer ik mijn eigen Tuono verkocht had. Dat lukte alleen niet, er was gewoon geen interesse voor. Ja, alleen van die gelukszoekers die drieduizend euro bieden. Ging het hele verhaal dus niet door. In het voorjaar, kwam ik dezelfde motor echter weer tegen. Ik die jongen toch weer gebeld en die wilde wel een ruildeal maken, omdat mijn motor in een goedkopere prijsklasse dan die van hem zat en dus iets gemakkelijker te verkopen zou zijn. Nou, zo gezegd, zo gedaan. De eerste keer dat ik erop reed, waande ik me gewoon een MotoGP-coureur. Zoveel kracht, en dat geluid hè. En toch is ‘ie ook heel comfortabel. Ik kan hier gewoon een dag op rijden, vier- à vijfhonderd kilometer aftikken en dan ’s avonds nog heel ontspannen afstappen. En ook op Assen rijdt ‘ie gewoon super. Ik heb er wel het een en ander aan gepersonaliseerd. Dat begon al meteen na de koop. De vorige eigenaar was geen poetser, en ik juist wel. Dus ik heb ‘m eerst maar eens helemaal onder handen genomen. En dan bedoel ik dat ik ‘m helemaal in showroomstaat heb gebracht. Verder heb ik wheelstriping aangebracht, en twee jaar geleden zijn er in de winter een ander rem- en koppelingshendel op gekomen. Maakt het net even wat meer af. Vorig jaar kreeg ik ook een speciaal, met de Italiaanse vlag bekleed gelzadel aangeboden. Was ik eigenlijk niet van plan, maar toen ik het zadel zag, was ik natuurlijk meteen verkocht. De Akrapovic-uitlaat zat er al onder, was dat niet zo geweest, dan had ik het zelf alsnog gedaan. Zo’n waanzinnig mooi is dat geluid. Ik weet dat het tegenwoordig eigenlijk not-done meer is, maar dat geluid, die beleving, dat vind ik echt machtig mooi. Misschien dat ik in de toekomst ook wel heel erg enthousiast wordt van een e-bike, maar ik kan het me eerlijk gezegd niet voorstellen.”