Mijn Trots – Han Klein Haneveld

« Terug naar Mijn Trots

Wij zijspanrijders zijn een apart slag, doen alles net even anders”, weet Han Klein Haneveld, zijspanrijder in hart en nieren. “Het is een vak apart, maar na de eerste keer zijn er slechts twee mogelijkheden: of je doet het nooit weer, of je bent voor het leven verkocht.” Kleine Haneveld valt in die laatste categorie en bestuurt de laatste vijftien jaar een BMW/Moturist-span dat evolueerde van een K100 naar een K110. “Eigenlijk zit ik al vanaf het moment dat ik mijn rijbewijs had op een zijspan, vanaf mijn achttiende dus. Daarvoor had ik wel eens met mijn broer mee gereden. Die had een Matchless eenpitter met een Steib LS200 zijspan. Mijn andere broer in het bakje en ik achterop. Op een gegeven moment hoor ik mijn broer in een bocht roepen: ‘Hij wil niet, hij wil niet!’. We gingen rechtdoor en eindigden tegen een muurtje. De schade viel gelukkig mee en een krap half jaar later zat dat bakje aan mijn eerste motor, een BSA A-10. De eerste dag kwam ik redelijk goed door, maar op de tweede ging het mis. Ik ging rechtdoor in een flauwe bocht en eindigde op de kop in de sloot. Een boer met een tractor hees me er weer uit en ik reed vrolijk door, een ervaring rijker. En ik was verkocht, voor het leven. Daarna is het een beetje op en af gegaan. Heb een tijdje solo gereden, een tijd geen motor gehad en sinds de laatste 20, 25 jaar rijd ik weer onafgebroken zijspan. Dat begon weer toen ik eens bij mijn broer in Almere was voor een verjaardag. Hij nam me mee naar een motorzaak waar een Honda, zo’n V4-ding, met een zijspan te koop stond. Veel te duur, maar goed. Ik had toen al heel lang niet meer gereden, maar het begon wel te kriebelen. We hebben proefrit gemaakt en alle reflexen klopten nog. In een rechterbocht op het moment van insturen gas geven en linksom juist het gas dicht op het moment van insturen en weer gas geven bij het uitsturen van de bocht. Heerlijk! Afijn, om een heel lang verhaal kort te maken: het ritje maakte ik op een maandag en de vrijdag er na kocht ik ergens een tweedehands Suzuki GS850G en een week later een Velorex zijspannetje. Dat span had ik er een paar weken later na veel gepruts aan zitten, maar eigenlijk was het geen combinatie. De motor was veel te zwaar, het span te licht en de staalconstructie te slap. Niet super dus. Op een gegeven moment was die Soes aan revisie toe en dat ding heeft toen anderhalf jaar in onderdelen in de schuur gelegen. Om toch te kunnen rijden, had ik een Jawa’tje op de kop getikt en daar het Velorex-span aangeschroefd. Was een ideale combinatie. Man, wat heb ik daar een plezier aan gehad. Het ding had alleen één probleem: het liep niet harder dan 80 km/uur. Op de snelweg kon je dan achter een vrachtwagen nog wel 95 km/uur halen, maar als je dat lang volhield liep ‘ie vast. Was er nog niets aan de hand. Gewoon uit laten rollen en tegen de tijd dat je bijna stil stond, was het blok weer los en kon je verder. Een prachtspeeltje was het. Maar voor mijn werk kwam ik uiteindelijk in Nijmegen terecht, we hebben het dan over 1996 – 1997, en moest ik op en neer vanuit Zaanstad. En dat was iets te veel van het goede voor de Jawa, dus heb ik deze combinatie gekocht, nog van de eerste eigenaar. Die man was timmerman en kon goed mallen maken. Hij heeft allerlei bergvakken in het span gemaakt en er een extra bodem onder gezet, waardoor de onderkant nu helemaal glad is en het span dus automatisch veel downforce heeft. Het is een heel aërodynamisch ding en dat kan ik vanuit mijn verre achtergrond als beroepspiloot wel waarderen. Een paar jaar terug kreeg het blok wat problemen. Ik heb uiteindelijk een blok zonder cilinderkop op de kop kunnen tikken en sindsdien is de BMW geëvolueerd van een K100 naar een K110. Tussen de kop en de versnellingsbak van de K100 zit een nu een K1100 cilinderblok en dat loopt als een trein. Toen ‘ie net klaar was, maakte ik een proefrit en hoorde ik een gek geluid toen ik het gas vol open trok. Met gas dicht was het weer weg. Vreemd, tot ik omkeerde en op de weg twee dikke zwarte strepen zag staan. Het blok had zoveel koppel dat de achterband het niet kon bolwerken. Dat is wel een beetje het probleem met dit span, maar ik heb dat aardig kunnen opvangen door voor en achter grotere banden te monteren. Ik heb er ontiegelijk veel mee gereden, maar de laatste jaren is het wel iets minder geworden doordat mijn gezondheid wat achteruit is gegaan. Op vakanties hadden we er altijd een gesloten aanhanger achter hangen met op de dissel mijn racefiets. Geweldig gezicht was dat! Nu heb ik een aanhanger waar het span op kan en die kan ik achter mijn bestelbusje hangen. Kan ik toch blijven rijden. En ik kan er mee naar mijn zoon in Groningen. Die heb ik ook zijspan leren rijden, tot mijn schrik. Maar hij kan het goed en ik zit inmiddels heel relaxed bij hem in het bakje.”