+ Plus

Interview zeven motorbroers

Zeven broers, zeven motorrijders. En zeven individuen toch ook. Vroeger sliepen ze met z’n vijven in een klein kamertje – de jongste twee lagen apart – en een halve eeuw gaan ze jaarlijks een keer gezamenlijk op stap met de motor. Onder de helmen is de trend grijs, maar grijze muizen zijn de zeven gebroeders Klein Goldewijk niet. Aan de muur in de garage van Ferdie klein Goldewijk hangt een Remus-uitlaatsysteem voor een BMW R1200 GS. Te koop. “Daar zit zó’n mooi geluid in”, luidt zijn verkooppraatje. De uitlaat kan binnenkort op zijn nieuwe GS, maar kopers kunnen ook terecht op Marktplaats, zegt hij. Voor 400 euro. “Daar heb je ook een nieuwe voor”, roept een van de broers plagend. “Ja, dat zul je wel merken”, reageert Ferdie meteen. “Ik heb een bod van 300 euro. Maar heb jij misschien interesse?” Een kwartiertje later poseren de zeven broers met hun motoren op een brug, net buiten het Gelderse Groenlo. Of één van de twee Pan Europeans misschien nog iets achteruit kan, vraagt fotograaf Guus. “Hij kan ook wel over de reling, hoor”, bieden enkele BMW-rijdende broers aan. Het is een groep van zeven zestigers, maar “het blijven toch jongens”, verwoordt een van hen hoe ze zich voelen. Vroeger deelden vijf van de zeven een slaapkamer met drie bedden, de twee jonkies Henry en Marcel hadden een kamertje voor zich in het ouderlijk huis in Lichtenvoorde. Dat is nog steeds de pleisterplaats van de familie, omdat ze hun gezamenlijke jaarlijkse motortrip traditioneel afsluiten bij moeder aan tafel. “De eerste keer dat we samen op pad gingen, vroeg onze moeder of ik goed op ze wilde letten”, grinnikt André. “Ze vond blijkbaar dat ik verantwoordelijk was, want ik ben de oudste.” Die trip dateert van zes jaar geleden – de jongste van de zeven broers was toen 51. “Ik denk niet dat ik over vijf jaar nog rijd”, verrast André zijn broers plotseling. “Dan ben ik over de zeventig. Dat is zo’n barrière.” “Ik zag laatst in Barcelona nog iemand van 73 op de motor”, brengt Hans in. “Da’s een fossiel”, vindt Tonny. Toch lijkt de broers er veel aan gelegen om ook André aan het rijden te houden. “D’r is altijd wel iemand die je in een zijspan mee wil nemen”, horen”, stelt Albert voor. De liefde voor de motor is het bindmiddel tussen deze zeven broers. Dat ze in aanraking kwamen met motoren was bijna onvermijdelijk. Vader klein Goldewijk was 25 jaar secretaris van de MAC Lichtenvoorde, een actieve club die het fameuze circuit De Schans beheert. “Als er wedstrijden waren, kwamen de rijders bij ons thuis hun startnummers ophalen”, herinnert junior Marcel zich nog. En hoewel pa de jongens ook meenam naar de Dutch TT in Assen, gelooft Ferdie niet dat de pa’s passie voor motoren zo groot was als bij de nakomelingen. “Hij gaf zeker om motoren, maar hij vond vooral het bestuurswerk van de motorclub mooi.”Na de foto’s valt het clubje uiteen. Einzelgänger Hans verdwijnt vrijwel geruisloos, een ander moet de boerenkool voor die avond nog koken en voor een paar anderen is het na een bak koffie bij Ferdie thuis ook mooi geweest. “Groet’n thuus!” Ze zien elkaar wel weer. Eén familie, maar zeven eigen karakters, zo blijkt. “We zijn verschillend, maar er is geen rivaliteit of jaloezie”, benadrukt André. De stille wateren en de diepe gronden, de praters en het stel dat het voortouw neemt. “Dat is eigenlijk altijd zo geweest”, zegt junior Marcel. “Ferdie was vroeger toch zo’n beetje degene tegen wie de jongsten op keken, ook omdat hij als eerste van ons een motor had. En als ik vragen over technische dingen heb, bel ik hem.”Het is echter niet zo dat de broers hun machines voor technische inspecties en onderhoud afleveren bij Ferdie. “Ik zit niet om extra werk verlegen”, houdt hij de boot af. Samen groeien ze op, daar in het Gelderse Lichtenvoorde van de jaren vijftig. Zeven broers, bij wie het verschil tussen de jongste en de oudste negen jaar is. Dankzij hun vader weten de jongens wat motocross is, dankzij hun pa zien de oudste knapen ook voor het eerst in hun leven de TT. Ferdie herinnert zich nog hoe dat ging. “’s Nachts met de fiets of achterop de brommer naar Etten. Daar stapten we in een bus die ons naar Assen bracht. En dan was je daar voor dag en dauw op het circuit”, lacht hij. Ferdie bezocht later nog vaak de Drentse slinger en reed ook zelf in zijn jongere jaren op circuits. “Je had toen van die Sterrendagen, ook op Zandvoort”, herinnert hij zich. “Ja, daar moest ik bij zijn.” Hij was de eerste van de jongens met een motor, zegt hij. Een voorbeeld toch ook een beetje voor de jongere broers, zegt Marcel. “Ik had een brommertje, een Kreidler. Maar met een motor trok je echt bekijks, hè. Je keek echt op tegen motorrijders.”Ferdie blijkt letterlijk de gangmaker van de familie. Als motorordonnans leert hij sturen en pakt hij– al weer letterlijk – een flinke voorsprong op de rest van de familie. In een kleine veertig jaar is nog niets veranderd, geeft Marcel aan. “Je wilt het wel uit je hoofd laten om te proberen om hem bij te houden”, weet Marcel uit ervaring. “Bij Ferdie gaat het altijd op de rand van de band”, bevestigt ook André. Ferdie, inmiddels 65, beaamt zijn voorliefde voor steviger bochtenwerk. “Ik draai graag aan het gas, maar als we samen op stap gaan, houd ik me in. Gigantisch zelfs.”Bij iedere verjaardag zien de broers elkaar en al snel gaan de gesprekken over motoren. Alsof het nooit anders is geweest. Er wordt verbaal uitgedeeld en geïncasseerd en iedereen vindt het best zo. “Henry had eens een chopper”, weet André nog. “Verschrikkelijk!” “En hij heeft ook al eens een Laverda driecilinder endurance-racer verkocht zonder dat de familie het wist. ‘Sukkel’, heb ik toen gezegd. Die motor had ik wel van ‘m willen kopen.” Al te stoere verhalen worden met een “ja, ja…” collectief weggewuifd. En toch begonnen sommige van de broers begonnen pas rond hun vijftigste motor te rijden. André is er zo een. “Ik heb eens achterop bij Ferdie gezeten toen hij me naar de trein bracht”, vertelt André. “Bij het station was m’n hele rug nat. Voor mij hoefde dat niet. Maar onderhuids kriebelde het blijkbaar toch wel. Ik ben pas op m’n vijftigste begonnen, maar zo rijden als die jonge gasten, leer je dan toch niet meer. Ik ben samen met twee vrienden begonnen. Eén was een huisarts die eerst riep ‘jullie zijn gek’. Nu rijdt hij zelf ook.” Ook Marcel moest eerst bij een van de broers achterop, zo besliste de wijze broederschap, voordat hij zelf motor mocht rijden. “Achterop bij Tonny”, grijnst Marcel. “Ik leste al wel, maar zo moest je dan toch nog wat extra’s leren over remtechniek en bochtentechniek, hè.”Jaren geleden werden verjaardagen en gezamenlijke zondagen aangegrepen om ook de motoren eens even te laten zien, daar in een straatje in Lichtenvoorde. Vader Klein Goldewijk leefde toen nog. “Dan moesten we soms even aan het gas de straat op een neer”, grijnst Marcel. “Tot grote ergernis van onze vader. Dan was het gedaan met de zondagsrust, hè.”De broers kopen onafhankelijk van elkaar motoren. “Maar we steken elkaar wel aan”, benadrukt André. Onderling wisselen doen ze zelden. “Ik heb geen behoefte om op een Pan te stappen”, zegt Ferdie resoluut. De voorliefde voor BMW is binnen de broedergroep groot, want vijf van de zeven mannen hebben een Duitse tweewieler in de schuur staan. Marcel was lang tevreden met zijn Yamaha Diversion 900, maar is inmiddels ook overstag. Hij rijdt nu de GS1150 die Henry in wilde ruilen voor een nieuwe GS1200. “Er werd al zo vaak gevraagd ‘wanneer stap je nou toch eens over’. Maar ik wilde eigenlijk niet zo’n ding met van die flaporen”, vertelt Marcel. “Ik heb het toen toch gedaan en na een half jaartje wennen, ging het wel goed. Nu moeten we Hans nog overhalen om de Pan in te ruilen voor een BMW.” Ook André vertrouwt nog op de Japanse techniek van een ouder type Pan. Of hij ook nog ooit switcht naar een BMW? “Och… Dat kan maar zo, hè.”Ooit was het anders, herinnert Marcel zich nog. “Norton was vroeger bij ons de ultieme motor! Dat was ook mijn eerste aanschaf. Een Commando in Combat-versie. Daar zat tien pk extra in.” Hoewel hij nu tevreden is met zijn GS, blijft de staande twin een oude liefde. “Ik ben gek van Yamaha XS650’s. Ik heb er al verscheidene gerestaureerd en misschien dat ik er in de toekomst nog eens een sleutelprojectje begin.”De broers stappen lang niet altijd in groter groepsverband op de motor. Ferdie trok onder meer naar Stalingrad, naar Nepal en naar Marokko. Hans zet regelmatig koers naar Spanje, André trok al eerder naar Oost-Europa. Bij Marcel en Tonny stonden de races in Hengelo en Tubbergen jaren lang op de kalender. Ferdie en Henry maakten al eens gezamenlijk de oversteek naar het eiland Man. Tijdens nationale trips treffen ze elkaar soms zelfs onverwacht. “We gaan vaak afzonderlijk van elkaar naar de TT of naar de Superbikes”, lacht Marcel. “Maar toch komen we daar mekaar ook wel tegen. Dan is het van ‘hé, daar loopt Hans ook’. En dan trekken we de rest van de dag ook wel met elkaar op.”Een jaar of zeven geleden ontstond bij de broers om samen eens een dag of drie met de motoren op pad te gaan. Drie dagen met elkaar op stap is genoeg, zeggen Ferdie en André. “We kunnen goed met elkaar opschieten, maar je vrienden kies je uit en je broers niet”, zegt Ferdie eerlijk. “Met vrienden zak je door, met broers pak je een pilsje.” Tijdens de uitstapjes worden dan ook speldenprikken uitgedeeld. Marcel grinnikt. “Ach, voor een buitenstaander kan het wel eens fel over komen. Voor ons is het spielerei.”Na de eerste trip naar het Thüringer Wald is inmiddels een traditie ontstaan, met onder meer ook reizen naar de Eifel, Winterberg en Luxemburg. Telkens krijgt een van de broers de verantwoording over de hele onderneming. Hij kiest de bestemming uit en regelt de overnachtingen. “En dan is het ook verder niet zeuren dat het niet goed is”, zegt Ferdie. Toch kreeg hij zelf tijdens de laatste onderneming naar het voormalige Oost-Duitsland wel het een en ander te horen. “Er zat te weinig cultuur in die rit”, zegt hij schouderophalend. “Toen heb ik nog een bezoek aan een bruinkoolafgraving ingelast.” “Ferdie kan niet genoeg bochten zien op een dag”, verduidelijkt André. “Maar sommigen van ons willen ook wel wat van de natuur zien. En meestal rijdt Ferdie voorop. En hij haalt ook in over een doorgetrokken streep!” “Ik heb al wel gezegd dat ik dan wel achteraan ga rijden, maar dat willen ze dan ook niet”, verdedigt Ferdie zich. “Er moet altijd iemand met GPS voorop rijden en dan komen ze toch uit bij mij of Hans.” “Maar we zijn met z’n zevenen, hè”, vult André nog even aan. En dan moet je je aanpassen aan de langzaamste.”Tot nu toe verliepen de gezamenlijke trips steeds zonder brokken. Hoewel het een paar jaar geleden kantje boord was, weet Marcel nog goed. “Dat was in Luxemburg, tijdens een afdaling. Ferdie reed natuurlijk al mijlenver voor en ik probeerde Henry bij te houden. Ik reed toen nog die Diversion, maar met het remmen ging het bijna fout. Ik wilde op hetzelfde punt remmen als Henry en meteen stond de motor helemaal dwars. Dat was een halve highsider! Gelukkig bleef ik d’r op zitten, maar van dat soort dingen word je wel tam. Ferdie kwam terugrijden, zo van ‘waar blijven jullie toch’. We hebben toen mijn vering veranderd en mijn bagage bij Hans in de koffers gestopt. Ferdie heeft toen eerst even proef gereden met mijn motor en toen zijn we verder gegaan.” De volgende generatie Klein Goldewijks stapt ook op de motor. De zoon en dochter van Ferdie rijden, een dochter van André lest en een zoon heeft de papieren al in de zak. Hetzelfde geldt voor kinderen van Tonny, Henry en Marcel. Bij de broers is het nadenken over de gezamenlijke trip van 2009 begonnen. Waar de kompas naar toe leidt, is nog onbekend. Hans is verantwoordelijk voor de komende onderneming. “Dan zullen we wel richting Frankrijk gaan, want Hans is een echte francofiel”, schat Marcel in. Zelf is hij nog niet aan de beurt geweest. Ideeën voor 2010 heeft hij wel. “Noord-Engeland of Schotland lijkt me wel wat”, filosofeert hij. “Of naar de races op Man! Maar dan gaan we wel langer dan drie dagen. Een dag of vijf moet kunnen.”Ferie steigert. “Vijf dagen samen weg, daar zou ik gek van worden. Dan moet ik me te veel aanpassen.”Komt wel goed, verwacht Marcel. Het zal wel onder het kopje “spielerei” vallen.(Kasten)André: met zijn 66 jaar de oudste van de zeven. Voormalig leraar, nu nog alleen met hobby’s bezig als motorrijden, golfen, tennissen en schaatsen. Rijdt jaarlijks zo’n 10.000 kilometer op zijn Honda Pan European 1100 ABS/TRC. Ferdie: 65 jaar, voormalig technisch directeur van een groot bedrijf in koeltechniek. Rijdt jaarlijks nog zo’n 25.000 km. In zijn garage staan een Honda CBX 1000, een Harley Davidson Heritage Classic, een Honda Trans Alp en BMW 1200 GS. Reed eerder onder meer een CZ125, Jawa Twin 350, een NSU Max 250, Royal Enfield 350, een Ariel 500 en een Norton 750. Reislustig type, met onder meer motortrips naar St.Petersburg, Marokko, Griekenland, Turkije en de Noordkaap. Albert: 63-jarige architect rijdt op een BMW GS1200 Honda Shadow VT1100C. Zijnverste rit was naar de TT in Assen, maar dat was voordat de trips met de broers begonnen. Was vooral een Honda-man met zijn VT700 en VT1100.Tonny: is 61 jaar en hoofd technische dienst. Vroeger een gepassioneerd motorrijder met tochten naar het eiland Man, Anderstop in Zweden en Magny Cours. Zijn eerste motor was een Ducati 98 cc, daarna een AJS 500, Jawa 250, meerdere Nortons en een enkele Laverda.Ruilde zijn Trans Alp 650 in voor een BMW K100 uit 1991.Hans: 60 jaar en industrieel vormgever bij een tapijtfabriek. Ontwierp onder meer het tapijt in de Staten Generaal. Momenteel berijdt hij een Pan European ST 1300 en legt daarmee ongeveer 20.000 km per jaar af met onder meer ritten naar Corsica, Sardinië, Barcelona en Bilbao. Hobby’s buiten motorrijden, 1ange afstand wandelen.Henry: 58 jaar, bedrijfsleider bij een metaalbedrijf. Reed veel op klassieke motoren, zoals een BSA Al0 650, Norton Commando’s 750/850, Laverda SF750 en FC1000, Triumph Sprint/sport rijdt hij nu op een BMW 1200GS. Bezocht vele Classic treffens en was ook al eens op het Isle of Man. Mag naar motorrijden graag tennissen.Marcel: met zijn 57 de junior. Werkt als CNC programmeur/steller bij een bedrijf. Begon ooit met een Yamaha 250cc, daarna volgden onder meer enkele Nortons, Laverda’s, een Yamaha 500 en een paar XS 650’s. Deed uiteindelijk zijn Yamaha Diversion 900 de deur uit voor de GS1150 van broer Henry.Unterschrifte(reserve)De broers tijdens een trip bij een “cultureel uitstapje” bij een bruinkoo

Lees meer over

BMW Ducati Honda Triumph Yamaha

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda Forza 750

Eerste Test Honda Forza 750

28 november, 2024

De Forza 750 profiteert van dezelfde vernieuwingen die de X-ADV (zie eerste test pagina 34) ook kreeg. Vooral tegen ...
Eerste test: Honda NT1100

Eerste test: Honda NT1100

28 november, 2024

NT is een acroniem voor New Tourer en drie jaar geleden werd de Honda NT1100 gelanceerd om het gapende gat in ...