+ Plus

Harley’s in Cuba

Volgens onofficiële cijfers rijden er nog honderd Harley-Davidsons rond op Cuba. Machines die een dikke halve eeuw terug werden geïmporteerd, maar na Fidel Castro’s revolutie in 1959 in een geïsoleerde positie op het eiland vast kwamen te zitten. Sindsdien worden de eigenaren gedwongen om hun machines op ingenieuze wijze aan de praat te houden, aangezien een handelsembargo onderdeelleveranties vanuit de Verenigde Staten in de weg staat. Onder hen een heel bijzondere: de oudste zoon van Ernesto Che Guevara De ontmoeting met Cuba’s meest illustere zoon vond plaats in de straten van Havana, waar hij met een dertig jaar oudere Amerikaanse aan de rol was. Een bijzonder stel, maar niemand die verbaasd opkijkt. Die man was Ernesto Guevara, die een leven lang met deze beladen naam op zijn schouders moet rond lopen. Omdat zijn vader Che was. En wat de Amerikaanse betreft: die werd voor de Tweede Wereldoorlog geboren in Milwaukee, heeft een rauw stemgeluid en een moeilijk karakter. Op Cuba rijden er ongeveer nog honderd zoals zij en ze luisteren allemaal naar dezelfde naam: Harley-Davidson. Sinds de Cubaanse revolutie in 1959 zijn ze verstoken van reserveonderdelen. Door het handelsembargo van de Verenigde Staten is het op de weg houden van de Amerikanen net zo makkelijk als het maken van een sneeuwpop in de Sahara. Sinds de laatste zending nieuwe banden in 1961 bij het Cubaanse Harley-agentschap werden afgeleverd en diezelfde agent niet veel later definitief de deuren sloot, resteerde er nog slechts één alternatief: innovatief zijn en buiten het boekje denken. Zoals de propagandamachine van het Cubaanse regime dicteert, is de enige juiste weg ‘siempre adelante’- altijd naar voren. Maar om de situatie nog erger te maken, werd deze onschuldige motorhobby een paar jaar terug bestempeld als contrarevolutionair, met alle gevolgen van dien. Een Harley werd door de Cubaanse regering gezien als een symbool van het ‘Evil Empire’ en dat is net zoiets als in Amerika rond rijden op een door Al-Qaida gebouwde motorfiets. In die donkere dagen was Sergio Morales de ‘Bin Laden’ van de Cubaanse motorscène. In 1992 richtte hij de eerste Harley-club in Havana op en tot op de dag van vandaag is het ook de enige. De club telt veertig leden, waaronder Ernesto Guevara, en zetelt in de huiskamer van Morales. De werkplaats huist direct naast de eettafel, op de plek waar anderen waarschijnlijk een comfortabel bankstel plaatsen. Ooit was de nu 57-jarige Morales leraar, maar inmiddels is hij fulltime monteur en de leden van de club noemen hem dan ook de Harley-dokter. Zijn vrouw Miriam klaagt met veel misbaar over al die vervloekte tweewielige ‘Gringa’ liefhebbers, die hem doen vergeten dat hij een getrouwd man is. Maar het t-shirt met de kenmerkende ‘Milwaukee Eagle’ dat ze draagt, vertelt een ander verhaal….“Harley is mijn leven”, vertelt Morales. Op de zolder van zijn huis bevindt zelfs zich een tweede werkplaats, compleet met kolomboor en grote gereedschapskist. Maar de meeste ruimte wordt ingenomen door honderden onderdelen: bouten, kabels, hendels en bougies. Alle onderdelen zijn gered van stortplaatsen, gemaakt van oud spoorwegmateriaal of domweg geruild tegen alles dat geschikt was om te ruilen. Stuk voor stuk zijn ze bedekt met roest en ze liggen opgestapeld op de vloer of hangen als salami’s in een delicatessenzaak aan het plafond. In het Cuba van Fulgencio Batista waren het een aantal verlichte geesten uit de Verenigde Staten en maffiosi die een grote welvaart genoten. ‘Wise guys’ uit Chicago in dure krijtstreeppakken en playboys overwinterden en masse op het eiland en een Harley-Davidson was in die dagen het favoriete vervoermiddel onder de rijke jeugd, het leger en de politie – tot Fidel Castro aan de macht kwam en alles anders werd. De 73-jarige Alfonso Presno Vidal, een van de grondleggers van de revolutionaire politie, zat een groot deel van zijn leven in het zadel van een Hydra-Glide FLH. Daarmee vergezelde hij bijvoorbeeld de Russische kosmonaut Yuri Gagarin tijdens een officieel bezoek en escorteerde hij Russische raketten toen president Nikita Chroetsjov ze van Cuba terugtrok na de Cuba-crisis. Ik spreek Vidal op de veranda voor zijn huis. In 1963 richtte hij een demonstratieteam voor de Cubaanse motorpolitie op. “Onder Batiste”, vertelt hij, “paradeerden we over de Paseo del Prado en moesten we een billboard voor Hatuey bier mee torsen, maar we voerden liever acrobatische trucs uit.” Hun beste stunt heette de ladder en daarbij klom een agent in een ladder die bevestigd was aan de achterwielas van een ongeveer 60 km/uur rijdende motor, om de machine vanaf dat punt verder te besturen. Helaas viel die acrobaat tijdens de parade van 1965 precies voor de grote tribune waarop Fidel Castro zat. Het team werd daarop opgeheven. “Het is prima om je leven voor de revolutie te geven”, vindt Vidal, “maar niet op zo’n idiote manier.” Twee jaar later raakten de reserveonderdelen langzaam maar zeker op door het handelsembargo en stapte de politie over van de Harley’s op Moto Guzzi’s. “Van het ministerie kwam toen het bevel om de Harley’s voor altijd te laten verdwijnen”, herinnert Vidal zich. Volgens onbevestigde bronnen zijn er zelfs duizend militaire Harley’s in een ‘massagraf’ vlakbij de Puerto Boniato gevangenis in Santiago terecht gekomen toen fanatieke revolutionairen de Amerikaanse motoren steeds nadrukkelijker als de vijand bestempelden. Dit was ook ongeveer het moment waarop Sergio Morales aan motoren begon te sleutelen. Deels uit passie, maar ook als aanvulling op zijn karige inkomen als leraar. Hij begon vanaf nul in de garage van zijn huis, gesitueerd op exact dezelfde plek als vandaag de dag, in de eetkamer. Morales is zeker geen ‘Harley-Google’, maar gezien de omstandigheden waarin hij altijd zijn werk heeft gedaan, is zijn progressie niet minder indrukwekkend. “Tot tien jaar geleden”, begint hij, “was er in Cuba geen enkel Harley werkplaatshandboek te vinden en we hadden ook geen flauw idee hoe we er aan moest komen. Om je de waarheid te zeggen: we waren er zelfs van overtuigd dat er in Milwaukee al lang geen fabriek meer bestond die motoren maakte.” Alles wat Morales heden ten dage weet van Harley’s is tot op het kleinste boutje het resultaat van zelfstudie. “Ik heb honderden motoren uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet om maar te begrijpen hoe ze in hemelsnaam waren gemaakt. En dat was een kwestie van vallen en opstaan, letterlijk soms. Maar ik heb er van geleerd en ik ken de Harley inmiddels beter dan mijn eigen vrouw”, grinnikt hij. “Ach, loop naar de hel Morales”, bijt Miriam hem toe. Maar zoal het een goede Cubaan betaamt gaat Morales onverstoorbaar verder: “En anders dan de meeste vrouwen, vergeeft een Harley iedere fout die je maakt. Dezelfde Harley’s die we in feite veertig jaar geleden hebben verkracht, dienen ons vandaag de dag nog steeds trouw.” Morales en alle andere leden van de Harley-club, stuk voor stuk ‘self made’ monteurs, beoefenen in feite een bloedige vorm van Frankenstein-achtige chirurgie. Zelf noemen ze het patriottisch ‘invento Cubano’ – een Cubaanse uitvinding. Onder hun motoren rollen wielen die gemaakt zijn van autovelgen; een stuur maak je door een buis te buigen; zuigers worden nagemaakt op een draaibank; pakkingen worden uit kartonnen dozen geknipt en versnellingsbaktandwielen zijn niet zelden afkomstig uit kleine bestelbusjes. Maar de Harley’s blijven lopen en dat is het belangrijkste. ‘Harlista’ (Harley-rijder) in Havana zijn, is eerder uit noodzaak geboren dan dat het een esthetisch verantwoorde hobby is. “Hier zijn geen gezamenlijke ritjes op zondag, geen mooie vrouwen met diep uitgesneden decolleté, geen leren jacks en al helemaal geen Harley-treffens. Een Harley op Cuba is niet meer dan een vervoermiddel voor arme mensen”, verduidelijkt Morales. Ter verduidelijking: als Morales een motor compleet moet restaureren, verdient hij 300 pesos voor vijf maanden werk. Dat komt overeen met iets meer dan vijftig euro per maand. Een fooi, maar nog altijd drie keer zoveel als het salaris van een chirurg en zeven keer meer dan de hoogte van een gemiddeld pensioen op Cuba. Maar voor Morales is zijn werk meer dan een garantie om brood op de plank te hebben. Het is tegelijkertijd een paspoort, een ontsnappingsvlot of, in zijn eigen woorden, alles wat de revolutie hem niet heeft gegeven. “Dankzij de Harley heb ik de mogelijkheid gekregen om de fabriek in Milwaukee te bezoeken, de plek waarvan ik dacht dat ‘ie niet bestond. En in 1997 werd ik uitgenodigd voor de Daytona Rally. Daar waren vrouwen die voor een dollar hun borsten lieten zien en hun mannen stonden er bij om het geld aan te nemen. Toen ik in Florida aankwam stonden er journalisten en fotografen op me te wachten. Op mij, kun je je het voorstellen? Op een arme monteur in een gescheurde spijkerbroek.”Sinds kort is Morales’ huis een soort van bedevaartsoord voor Harley-fans van over de hele wereld. Ze komen alleen of in groepen om eer te bewijzen aan een man waar inmiddels een vaag mythisch aura om heen hangt. “Dat er nu mensen vanuit het buitenland langskomen is een enorme troost voor ons”, vindt Morales. “We kunnen nu ervaringen uitwisselingen en eindelijk eens door een echt onderhoudsboek bladeren. En we voelen ons niet langer alleen.” Het is als de solidariteit binnen een clan. “Telkens als er een groep motorrijders langs is geweest schenken ze ons een t-shirt, een jack of een sleutelhanger. En ze gooien altijd onze benzinetank vol zodat we ook samen een stuk kunnen gaan rijden.”En dat heb ik zelf ook maar gedaan, met een mannetje of zes, op een zondagmiddag. Voor een paar euro 83 octaan benzine (het goedkoopst, maar met vijftig cent per liter nog steeds een fortuin voor de doorsnee Cubaan) gekocht en dat was genoeg voor halve dag zorgeloos sturen. En in die halve dag werd ik een ‘brother’, zo noemden ze me en ze meenden het nog ook, van Adolph Prieto, een werkeloze civiel ingenieur met zijn geleende motorfiets. Door omstandigheden werd hij gedwongen om zijn eigen motor, een zestig jaar oude Electra Glide, voor 13.000 dollar te verkopen. “Er zijn ook wel een paar Cubanen met geld. Ik ben twee jaar met de restauratie bezig geweest en het was bijzonder pijnlijk om afscheid te moeten nemen, maar zodra het kan koop ik een andere.”Ik werd ook een ‘brother’ van Esperanza Nuñez, die een Flathead uit 1937 had geërfd van haar grootvader, geen idee had hoe ze er mee moest rijden en het ding uiteindelijk in haar tuin parkeerde als een soort van heilig relikwie, tot ze haar man ontmoette: Mario ‘kartonnetje’ Guerrero, die zijn bijnaam dankt aan het materiaal waarvan hij nieuwe pakkingen maakt. En ook José Antonio Sobrino en zijn vrouw Ada mag ik inmiddels tot mijn vrienden rekenen. Ada heeft een visum voor de Verenigde Staten gekregen en vertrekt binnenkort naar Oregon, haar man en twee dochters achterlatend in Havana. “José wil niet”, zegt ze. “Iedereen die dit land verlaat, moet al zijn bezittingen achterlaten. Hij wil zijn motor niet achterlaten. Hij is mij liever kwijt dan zijn Harley. Ik wil zelf ook graag een Harley en vroeg of laat zal ik er in Amerika een kunnen kopen.”Met zonsondergang maken we een laatste ritje langs de kust met de zon in ons gezicht. Aan de andere kant van de weg staan twee motoragenten met Moto Guzzi’s. Morales groet ze met een samengebalde vuist, wat door de agenten met hetzelfde gebaar wordt beantwoord. “Zie je”, zegt hij, “nog niet zo lang geleden vervloekten ze ons omdat we reden op het ultieme symbool van westers imperialisme, maar tegenwoordig liggen de zaken anders. Tijdens de laatste carnavalsoptocht gaf de regering ons zelfs 45 liter benzine, zonder het restant terug te vorderen. Ze hebben ons leren respecteren. En terecht, want een motorrijder is niet meer dan een motorrijder en spreekt een universele taal.” En daar kan ik me bij aansluiten, want iets is alleen de moeite van het vechten waard als je zonder niet kunt leven. Dat zijn niet mijn woorden en ook niet van Morales, maar van een andere motorrijder. Ernesto Guevara heette hij, maar hij was beter bekend als Che.

Lees meer over

Harley-Davidson

Gerelateerde artikelen

Direct meer lezen? Neem een jaarabonnement
  • Direct toegang tot het digitale archief met meer dan 350 magazines.
  • 24 uitgaven per jaar
  • Elke twee weken thuis in de bus
Direct toegang aanvragen
Een jaar MotoPlus voor slechts 55,-