+ Plus

Column Maarten Siffels MP 17-2008

Zondagmiddag. Ineens was het toch nog zomer. Uitbundig, warm. Om dat te vieren ging ik op de fiets een ijsje halen. Een hoorntje met pistache en citroen. Met het ijsje in de hand fietste ik langs de Amstel terug. Het was druk op het water. Elke zichzelf respecterende bewoner van de Amsterdamse binnenstad beschikt tegenwoordig over een bootje. En op dit soort middagen worden die bootjes uitgelaten. Het was ook druk langs het water. Wandelaars, fietsers, een enkele auto en veel Japanse toeristen. Die worden aan het eind van de Kalfjeslaan uit de bus gelaten, omdat daar een molen staat. “Watch, windmill. Make picture, yes?”, hoorde ik de gids in vloeiend Japans aanprijzen. Het ijsje begon te smelten. Een straaltje pistache liep richting linker elleboog. In de verte klonk gedonder. Geen aanzwellend onweer, maar aanstormende tweecilinders hoorde ik. En in ieder geval één viercilinder zonder db-killers. Een groep motorrijders kwam voorbij, een man of twaalf in een losse, breed-over-de-weg formatie. Voorop een B-king, ernaast een Monster, een Duke en nog meer leuk spul. Midden in de groep nog een B-King, waarvan de berijder op de tank had plaats genomen. Vanwege stoer, denk ik, niet omdat hij de achterkant zo lelijk vond. Er werd freestylend ingehaald op de anderhalf baans weg. Links erlangs, rechts erlangs. Over het fietspaadje langs de verkeersdrempels. Dat werk.De jongens zagen er stoer uit. Zoals de motormaat altijd zegt: “protectie gaat voor alles”. Ik telde twee speciale protectie-korte broeken, diverse speciale protectie-t-shirts, enkele speciale protectie-hemdjes en voor de allercoolste: de speciale protectie-sandalen. Deze laatste wel uitgevoerd in leer, zoals bekend nog altijd het veiligst bij een schuivertje. Voor me maakte een dame op de fiets een plotselinge noodstop. Gehinderd door mijn ijsje kon ik haar maar net ontwijken, maar nu begon ook de citroensmaak zich richting elleboog te begeven. Ik bleef even staan voor wat reinigend gelik. “Criminelen zijn het”, hoorde ik achter me. In een klassiek gebaar hief de dame haar vuist naar de in de verte verdwijnende motorrijders. “Nou, is dat niet wat overdreven?”, probeerde ik, als altijd op zoek naar de nuance.“Meneer”, begon ze, “mijn vader van zevenentachtig is door zo’n gek overhoop gereden. Voor mij zijn het allemaal criminelen als ze zo rijden. Kijk, die motor daar, die weet hoe het hoort”. Ze wees op een snorfiets die ons tegemoet kwam. Het leek me niet het moment om haar op het verschil tussen snorren en brommen te wijzen, laat staan in te gaan op de regelgeving betreffende het rijbewijs voor lichte en zware motoren. “Maar gaat het dan niet wat ver om meteen iedere motorrijder tot crimineel te verklaren?”, probeerde ik nog. “Domme jongens in hun hemdjes en korte broeken, da’s waar, maar toch niet meer dan dat?” Ik voelde zelf wel dat dit geen erg sterk argument was, maar vond dat ik solidair moest zijn met medemotorrijders. Het ijsje was nu bijna op. Ik begon aan het hoorntje. Al pratend stapte ze weer op de fiets, ik fietste naast haar verder. Ze was nu wel iets bedaard, maar gaf in haar standpunt geen millimeter toe. “Meneer, dat kunt u nou wel zeggen, maar als hier verderop een hond of een kind de straat oversteekt, is het gedaan. En dat is nergens voor nodig. Ze moeten hier gewoon weg blijven. Je schrikt je toch een ongeluk.”Dat vond ik wel meevallen. Met dank aan een open pijpje hier en daar had je de groep al van ver aan horen komen. Maar een beetje met haar meevoelen kon ik wel. Als fietser met ijsje komt zo’n groep die drie man breed langs de rivier ragt tamelijk intimiderend over. Ik nam de laatste hap van het hoorntje. “Ach”, zei ik, “in de praktijk vallen ze best mee, hoor, motorrijders. Ik rij zelf ook motor”. Die opmerking had ik beter achterwege kunnen laten. Het bleek een conversation killer van de eerste orde. Ze verhoogde haar fietstempo. “Judas!”, zag ik haar denken. “NSB-er, overloper, crimineel-in-vermomming”. Abrupt sloeg ze rechtsaf, de eerste zijweg in. “Dag meneer”, klonk het nog afgemeten beleefd. Ik vroeg me af of ze het bord “doodlopende weg” wel had gezien. En wilde nog wuiven, ten afscheid. Maar mijn hand bleef kleven aan het stuur. Pistache waarschijnlijk.

Gerelateerde artikelen

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

12 december, 2024

Can-Am en motorfietsen, dat was toch ooit? Inderdaad, ooit produceerde de Canadese firma best succesvolle ...
Roadtrip – Everest Challenge

Roadtrip – Everest Challenge

12 december, 2024

Zegt de Everest Challenge u iets? Wij introduceren het sportieve fenomeen in de motorwereld met twee gemotoriseerde ...