MotoPlus 01 - 2022
HUGO PINKSTERBOER COLUMN COLUMN MOTOPLUS 59 Hoe vaak ik in de krappe drie weken rond haar dood van mijn woonplaats naar de hare heen en weer reed, weet ik niet meer. Vaak, weet ik nog wel. Met motorrijden had het niets te maken, weet ik ook nog. Op de GS naar Beverwijk voor overleg met haar arts, snel iets oppikken bij een apotheek, in bloedtempo naar huis, over- stappen op het zijspan om mijn dochter met fiets en al op te pikken en nog even bij oma langs te gaan. Met die GS heen en weer om een matrasje en een slaapzak te halen, zodat ik in mijn ontmantelde jongenskamer kan slapen en we met z’n allen bij haar kunnen waken, in wat haar laatste nacht zou worden. En de dagen na die laatste nacht, om ons voor te bereiden op haar laatste reis. In diezelfde jongens kamer rol ik mijn matrasje weer op, naast een door mijn vader zaliger gebouwde boekenkast. Eén boek trekt mijn aan- dacht. Ik herken het. Leonard Huizinga’s ‘De Dolle Entree van Automobiel en Velo cipee’. Een bonte verzameling artikelen uit ‘de Kampioen’, jaargangen 1883 tot 1908. Ik sla het open. ‘De Vooruitzichten van het Automobilisme’, kopt het eerste artikel dat ik zie, met daaronder de geruststellende tekst ‘Stellig geen Concurrent voor Rijwiel’. De column is verwekt. Anders dan muziek kreeg ik mijn motor liefde niet van huis uit mee. Maar hij was er wel, vanaf het moment dat ik van de conciërge van de plaatselijke muziekschool mijn eerste brommer kocht, een buik schuif-Batavus met een JLO-blokje en drie versnellingen, handgeschakeld. Fotografe- ren deed ik ook al. Motorfietsen vooral, op mijn knieën op de stoep. Ik heb de plaatjes nog. De snelle Suzuki van Gerrie, die ik drie straten verderop aansprak omdat ik dat ding zo mooi vond. De met een chopper stuur uitgeruste boxer van een überhippe achterbuurman, de grote bruingelakte tank versierd met een oranje bloem. De Velocette van de racende monteur van de brommerzaak waar mijn latere Honda PS50K in onderhoud was. En ik had geen flauw idee dat ik decennia later nog altijd op mijn knieën op de stoep motoren zou fotograferen, maar nu voor artikelen over de motorfiets als mobiliteitsoplossing. Ik kocht een Jawa 350 en was er als over- tuigd binnendoorrijder van overtuigd dat meer power overbodig was. Mijn favoriete bocht – de Velsertunnel uit, Beverwijk in – kon je toch niet sneller nemen dan ik toen deed. Het was niet waar, maar wist ik veel. Vijftien motorloze jaren later huurde ik een Diversion 600. Ik hoor het me nog zeggen. ‘Eén draai aan het gas en je bent iedereen voorbij. Meer vermogen is gekkenwerk.’ Zelfde verhaal. Het was niet waar. En ter- wijl ik pakweg dertig lange jaren lang elke motorrijder die ik voorbij zag komen met lichte jaloezie bekeek, wist ik vrijwel zeker dat ik dat plezier nooit meer zou hebben. Ik drumde. Dus reed ik auto. Het was niet waar, weet ik twee zijspannen later. Goddank ben ik de enige niet. Die auto- mobiel bleek wel degelijk een concurrent voor het rijwiel, ondanks de ‘aan het motorvoertuig als zodanig verbonden bezwaren die men gerust onoverkomelijk mag noemen’. Ik ben zelfs láng de enige niet, als ik kijk naar die enkeling die nu nog roept dat je met een pothelm of zonder ABS echt beter uit bent. Aan voorspel- lingen doe ik dus allang niet meer. Mijn moeder deed het helemaal nooit. Zij wist precies hoe ze het hebben wou, kreeg dat allemaal voor elkaar en genoot van elk moment. Dat genieten heb ik van haar meegekregen. Dat planbare leven niet. Dus weet ik vooraf nooit waar mijn volgende column over gaat. Maar de inspiratie komt altijd. Zelfs in de week dat zij overlijdt. n Hugo’s hoek In de week van het overlijden van je moeder is het schrijven van een column niet het eerste waar je wattige hoofd mee bezig is. Maar hij moest er wel komen, wist ik, met haar onverwoestbare arbeidsethos in gedachten. Hugo Pinksterboer is motorrijder, schrijver, drummer, fotograaf en vader van een dochter die met dat eerste het gelukkigst is. Reageren? Stuur een e-mail naar reageren@motoplus.nl
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy NjAzODY3