MotoPlus 13 - 2021
VERGELIJKINGSTEST MOTOPLUS 39 DUCATI STREETFIGHTER V4S Zo agressief als de Streetfighter de wereld inkijkt, doet geen enkele andere motorfiets dat. Met zo’n blok is dat ook wel gerechtvaardigd. Net als bij BMW stamt ook de V4 uit een superbike, en wel de Panigale V4. Bij de transplantatie in het Streetfighter-chassis zijn weliswaar enkele van de 214 paarden ontsnapt, maar er staan er nog altijd een heel betamelijke 208 stuks op stal. En die laten bij 12.750 toeren de aarde op haar grondvesten schudden. Die weet de Italiaan deels heel bruikbaar in te zetten, bij het doortrekken in de hoogste versnelling schittert de V4 bijvoorbeeld met drie waarden onder de drie seconden. Normaliter reden om de champagne te ontkurken, maar dat is slechts een deel van het verhaal. In de zesde versnelling heeft de Duc namelijk het volle vermogen tot zijn beschikking, bij de acceleratie vanaf nul ziet het er echter heel anders uit. In Bologna hadden ze klaarblijkelijk niet het volle vertrouwen in de capaciteiten van de potentiële kopers, in de lagere versnellingen werd het vermogen daarom met een breekijzer beknot. Dus geen vol vermogen bij een stoplichtsprint, terwijl de periferie daarvoor eigenlijk helemaal perfect is. Het net als bij de oude Streetfighter-modellen ver naar voren geplaatste stuur zorgt voor een lekker actieve, voorwielgerichte zithouding. Verrassend comfortabel rusten de voeten, met name dankzij een ontspannen kniehoek, op de relatief lage voetsteunen, waar je je goed op schrap kunt zetten. Onderin is de V4 nog niet echt goed bij de les, maar wanneer de achtergrondkleur van de toerenteller op het TFT-scherm van wit naar rood wisselt, dan gaan alle registers los. Zodra de V4 de zesduizend toeren is gepasseerd, liever nog achtduizend, dan is het enkel nog een kwestie van vasthouden en bidden. Goeie genade, wat een power zit er in dit blok! Een dikke 1100 die als 600 gereden wil worden, veel gekker wordt het niet, maar veel leuker ook niet. Ieder greintje aan harmonie of normen en waarden wordt binnen de kortste keren door het blok in de kiem gesmoord. Hier telt maar één ding: kracht. De weg daarheen, soms nerveus, soms wat onbehouwen, altijd wel luidruchtig, zorgt altijd voor een grote grijns op het gezicht. Dat ronduit hypersportieve van het blok vormt een klein contrast met het rijwielgedeelte, dat zich weliswaar ook van een sportieve kant kan laten zien, maar eveneens van een redelijk comfortabele. Onder de streep geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, daarvoor is de Streetfighter simpelweg te rauw. Maar juist dat rauwe maakt ’m zo begerenswaardig! heel verfijnd en berekend te werk, wat ook geldt voor de KTM. De Triumph en Duc laten zich hier van een iets minder subtiele kant zien. Verder echter gedraagt de triple van Triumph zich braaf als een koorknaapje. Prestaties, manieren, alles klopt. Bovendien hebben de Engelsen ervoor gekozen om de Speed Triple niet absurd hard te laten, maar hebben ze de topsnelheid zelfs begrensd (de nekspieren hebben zonder ruit al genoeg te verduren). Hij trapt dus niet in dezelfde ‘overbrengingsval’ als Elektronisch aangestuurd en tienvoudig instelbaar: zelfs op de meest abominabele pistes houdt de stuurdemper de voorzijde van de Duc in toom. De enorme, ook stationair tamelijk luid klinkende einddemper is behoorlijk krap tussen de oliepan en enkelzijdige swing arm ondergebracht. Vergelijkbaar met de BMW: een immens bolwerk aan radiateurs zorgt ervoor dat de Streetfighter ook bij een zeer sportieve rijstijl het hoofd koel houdt. »
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy NjAzODY3