MotoPlus 09 - 2021

BANDENTEST (3): GRIP, SLIJTAGE EN LEVENSDUUR PRAKTIJK PRAKTIJK MOTOPLUS 85 Zo testen we de slijtage: per bandenset een motor plus rijder en dan in konvooi kilometers vreten. Zoveel mogelijk op secundaire wegen en onder alle weersomstandigheden. nen zeer gedetailleerd de stijfheidsverdeling weergeven, die vervolgens de vervorming van de band in het contactvlak bepaalt. Door te zorgen voor een zo gelijkmatig mogelijke ver­ deling van de aanlegdruk in het contactvlak wordt zowel de grip verbeterd als de slijtage verminderd. ZIJN ER BANDENPROFIELVORMEN DIE LEVENSDUUR KOSTEN? Duidelijk antwoord: ja, die zijn er. En nee, dat hoeft soms niet. Deze kwestie is dus toch ook weer niet zo simpel te beantwoorden. Uiteraard heeft het profiel – of beter gezegd het groevenpatroon – een grote invloed op de slijtage, maar afhankelijk van de motor- en bandencategorie zul je bepaalde inherente nadelen op de koop toe moeten nemen. Wie bijvoorbeeld met zijn allroad beter offroad wil kunnen rijden, die zal naar een grover profiel met een groter aandeel groeven toe moeten, of zelfs naar een echte noppenband. Dat heeft niet alleen tot gevolg dat er minder loopvlak is om de kracht over te verdelen, maar ook dat er meer beweging zal zitten in de afzonderlijke profielblokken. Dat geeft op asfalt niet alleen minder stabiliteit, maar ook meer slijtage. De linker slijtagegrafieken laten dit goed zien. Bij deze test uit 2011 hebben we als verge­ lijking met de meer straatgerichte allroad-banden ook een Conti TKC80 laten meelopen, een typische (en klassieke) terreinband. Terwijl de voorband het mede dankzij de extreem grote nieuw-profieldiepte aardig volhield, had de achterband door de voortdurende aandrijf­ kracht en de vele straatkilometers veel rubber verloren. Theoretisch zou je de levensduur natuurlijk ook kunnen verlengen door de beginprofiel­ diepte van de nieuwe band te vergroten. Dat heeft echter nadelen voor de rijeigenschap­ pen, wat vooral tot uiting zou komen in ver­ minderde remstabiliteit en stuurprecisie, zoals een technicus van Michelin bevestigde: “Hoe groter de profieldiepte, hoe meer beweging er in het loopvlak zit”. Ook hier is het dus een kwestie van het vinden van de juiste balans. Aan de ene kant de noodzakelijke waterafvoer en ook een snellere opwarming en betere grip van koude banden, aan de andere kant een zo goed mogelijke krachtverdeling en veel grip door zo veel mogelijk rubber aan het wegdek te brengen. Meer contactvlak betekent namelijk gewoon meer grip, zelfs bij een gelijkblijvende rub­ bercompound. Het is niet voor niks dat een raceslick geen groeven heeft. De opdracht aan de profielsnijder is daarom: niet te diep, zo weinig mogelijk en liefst smal en kort. Extra moeilijk wordt het wanneer je daarnaast om commerciële redenen de band ook nog een markant, dynamisch uiterlijk wilt geven. Dit aspect is goed te zien op de afbeelding van de twee Continental-banden: de mooie, herkenbare haaientandlijnen van de oude Road Attack, de saaie vorm van de groeven bij de Road Attack 3. Dat is niet omdat de vorm­ gevers geen inspiratie meer hadden, maar omdat besloten is om puur pragmatisch de meest functionele vorm te kiezen. De haaien­ tandvorm sleet in de praktijk gewoon te snel. WELKE ROL SPEELT DE RIJSTIJL? Een grote, zo niet de grootste, als het gaat om levensduur. Zo zouden we in feite ook de erva»

RkJQdWJsaXNoZXIy NjAzODY3