MotoPlus 01 / 2020
LAOS REIZEN REIZEN MOTOPLUS 61 Wat de fiets is voor Nederlanders, is de kleine motor(scooter) voor Laotianen, hele families worden ermee vervoerd (rechts). In het midden ‘veevervoer’ Laos-stijl, zoiets kom je in Nederland niet zo snel tegen! tijdens het rijden, maar een lasapparaat is nu best welkom. Behalve dit akkefietje en twee lekke banden blijft technische malheur ons overigens verder bespaard. Opvallend, in de wetenschap dat de CRF’s al 70.000 kilometer op de teller hebben staan. Motorisch zijn die dingen onverwoestbaar. Door Laos reizen is meer dan alleen motorrijden. Meer dan eens stuiten we onderweg op opvallende tafereeltjes (ooit een volwassen olifant in een open bakwagen op transport gezien?), bovenal is er ook ruimte voor andere zaken. Zoals de Gibbon Experience. Dit zip line-project is door een Fransman opgezet om fondsen te werven voor de bescherming van de jungle en met name de gibbon-apen. Het kost een paar centen (200 euro voor de tweedaagse tour), maar de onvergetelijke ervaring is iedere cent waard. Na een uurtje of drie klimmen en klauteren dient zich de eerste zip-lijn aan. Je krijgt een tuigje met een katrol aangemeten, waarna je vrolijk boven de boomtoppen van heuveltop naar heuveltop zwiert. Sommige lijnen zijn wel 500 meter lang. Een geweldige belevenis, zelfs voor iemand met hoogtevrees. De magistrale middag eindigt met een over- nachting in een boomhut op 30 meter hoogte. Twee alleraar- digste dames zorgen ’s avonds en ’s morgens voor prima eten en maken het bed voor je klaar, inclusief klamboe. “Zorg dat je alle persoonlijke spullen binnen de klamboe zet en laat nergens voedsel slingeren, anders gaan de ratten er mee aan de haal”, klinkt het waarschuwend. Wie er op rekent gibbons te zien, komt trouwens bedrogen uit. Deze uiterst schuwe dieren houden zich veel dieper in de jungle op. Na het gibbon-intermezzo gaat de reis verder naar het noorden, waar we in de buurt van de grens met Myanmar en China komen. We zien steeds meer Chinese kentekens. Op onze route door gebieden waar dorpjes uren rijden van elkaar verwijderd zijn, worden we een steeds grotere bezienswaardigheid. Niet zelden loopt het hele dorp uit om te kijken wat voor rare snoeshanen er zijn neergestreken. Overal is iedereen vriendelijk, alleen ver- gaat het communiceren enigszins problematisch. Niemand spreekt er Engels of een andere westerse taal. Wel komt er op een gegeven moment een jongen op ons af die een paar woorden Engels spreekt. “Mag ik met je praten, dan kan ik mijn Engels oefenen”, vraagt hij heel beleefd. Vol trots geeft hij aan dat hij ons wel een rond- leiding door zijn dorp wil geven. Helaas, we hebben de tijd hard nodig om voor het donker uit de rimboe te geraken. Vooraf was er de angst dat benzine tanken weleens een probleem kon wor- den, maar dat blijkt totaal niet het geval. Op doorgaande wegen zijn meer dan voldoende tank stations. In de afgelegen dorpjes wordt benzine aangeboden in flessen. Regelmatig hebben we daar gebruik van gemaakt, want je weet maar nooit hoe lang het Tanken vormt nagenoeg geen probleem, al oogt het gemiddelde tankstation net even wat anders dan in Nederland. Datzelfde geldt ook voor de plaatselijke motordealer (rechts), waar overigens hele kundige handen werken. »
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy NjAzODY3