MotoPlus 22/2019
80 MOTOPLUS MIJN TROTS “Heel erg lang heb ik het rij bewijs nog niet. In 2005 heb ik het gehaald. Ik was het altijd al wel van plan, maar het kwam er gewoon nooit van. Totdat mijn toenmalige vrouw een andere baan kreeg en de auto nodig had. Elke dag op en neer op de fiets naar mijn werk zag ik niet zitten, dus heb ik maar mijn motorrijbewijs gehaald. Van de nood een deugd gemaakt, zeg maar. En dat gaat prima, met een kwartiertje, twintig minuten ben ik op mijn werk. Mijn eerste motor was een Kawasaki Ninja 600. Een sportief ding, dat ligt me wel, waar ik toch een jaar of zeven mee rond heb gereden. Toen ik voor een setje nieuwe banden bij een motorzaak was, vroeg de verkoper me of ik niet een proefritje wilde maken, ik moest toch wachten. Wilde ik wel natuurlijk, en hij raadde me toen deze Tuono uit 2005 aan. Ik had eerlijk gezegd nog nooit van een Tuono gehoord, maar hij paste volgens de verkoper veel beter bij mijn postuur dan die Ninja, die toch wel erg klein was. Daar zat ik eerlijk gezegd ook wel wat gedrongen op. Nou ja, even een rondje gereden en bij terugkomst was het ‘pak ’m maar in’. Ik was er direct verliefd op. Het geluid is mooi, er zit flink wat power in en hij stuurt fantastisch, alles klopt. Maar vooral die tweecilinder, wat een fantastisch blok! Ergens in 2012 heb ik ’m gekocht, er stond toen net 22.000 kilometer op de teller. De vorige eigenaar had er maar een kleine drieduizend kilometer per jaar mee gereden, het ding had meer in de garage gestaan dan dat er mee gereden was. Het was gewoon een goede fiets, en een mooie. Ik heb er ook niet veel aan veranderd eigenlijk, het liefst hou ik ’m zoveel mogelijk origineel. Er zijn alleen maar wat kleine dingetjes aan veranderd, een paar LED-lampjes erop en een ander rem- en koppelings hendel. De Öhlins-achterschok breker is ook niet origineel, maar die zat er al op. Net als de Arrow-uitlaat, al heb ik die wel wat aangepast. In de dB-killer zaten twaalf gaatjes, maar daar heb ik er een paar extra in geboord, zodat ’ie iets mooier klonk. Niet te veel, hij moet ook niet te hard klinken, maar iets meer mocht wel. Verder is het eigenlijk vooral onderhoud. Als er iets kapot is, dan vervang ik dat. De radiateur bijvoorbeeld, die was lek. En op een gegeven moment zat er een scheur in de topkuip. In Tsjechië heb ik toen een andere gevonden, die laten spuiten en erop gezet. Daar naast doe ik ook al het reguliere onderhoud zelf trouwens. De jongens van mijn zusje sleutelen ook graag en die hebben een motorbrug met alle gereedschap staan. In een fatsoenlijke schuur met een kacheltje erbij, dan is dat prima zelf te doen. Ik heb zo’n onderhoudsboekje van de Tuono en daar staat alles perfect in. In het Engels welis waar, maar daar red ik me prima mee. De motor heeft ook nog nooit een dealer van binnen gezien. Dat vind ik ook wel prettig, want zo blijft het toch je eigen motor, omdat er verder niemand anders aanzit. Gemiddeld één keer per jaar, meestal in de winter, gaat ’ie even helemaal uit elkaar. Loop ik ’m van voor tot achter helemaal na en dan is ’ie weer klaar voor de zomer. En als er dan iets vervangen moet worden, dan haal ik dat deel ook helemaal uit elkaar. Gewoon meteen even alles netjes schoonmaken, dan houd je ’m ook fris. Het hele motorverhaal is voor mij ook echt een combinatie van sleutelen en rijden, en dat laatste doe ik echt wel veel. De teller staat inmiddels op 143.000 kilometer, ik rij dus zo rond de 20.000 kilometer per jaar. En het hele jaar door, zolang het kan, ga ik op de motor. En ik heb nog nooit wat met de Tuono gehad. Ja, één keer in België, “Hij heeft nog nooit een dealer gezien” MIJN TROTS HARM TOL EN ZIJN APRILIA TUONO Italiaanse motoren verwerven doorgaans naam en faam door hun eigen zinnige styling en/of karaktervolle rijeigenschappen, niet door hun rots vaste technische betrouwbaarheid. Deze 2005 Aprilia Tuono van Harm Tol (52) bewijst misschien wel het ongelijk van dit hardnekkige vooroordeel, 143.000 kilometer heeft de Italiaanse twin namelijk op de teller staan. En dat niet alleen: “Hij heeft nog nooit een dealer gezien!” | Tekst: Twan Hulshof; Foto’s: Henny B. Stern | »
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy NjAzODY3