MotoPlus 24/2018

reportage MOTOPLUS 59  WEER MOTORRIJDEN NA EEN ONGELUK REPORTAGE “Mijn broers vertelden me wel hoe het gas open moest, weet ik nog, op die crossbrom­ mer. Maar hoe je moest remmen hadden ze er niet bij verteld. Natuurlijk gingen we in die tijd aan de lopende band onderuit. Dan raapte je die brommer op en ging je weer verder, zonder enig besef van de mogelijkheid dat het wel ’s fout zou kunnen aflopen. Dat kregen we gewoon niet mee. Toen ik een jaar of veertien was ging ik een keer flink over de kop, bij de oude spoordijk in Aalsmeer. Ik bleef even liggen. Lekker. Toen ik mijn ogen open deed, stonden er allemaal mensen om me heen. ‘Hij doet het nog’, zei iemand. ‘Ja, natuurlijk doe ik het nog’, zei ik. ‘Hoezo?’” “Op de weg ben ik natuurlijk ook weleens onderuit gegaan. De eerste keer was toen ik net m’n rijbewijs had en dus eindelijk legaal mocht rijden. Biertje na het werk, en in de eerste bocht ging ik onderuit. Ging ik niet meteen naar huis, hoor. Eerst even langs Wegman Motoren voor een nieuwe spiegel en een knipperlichtje, en er dan pas thuis achter komen dat mijn hele elleboog open lag.” In de zes jaar dat ik racete, ging het maar één keer echt mis. “We reden op Assen. Er werd gevlagd omdat er een paar rijders op elkaar zaten, maar ik zag dat de man voor mij en ik er makkelijk langs konden. Draaide mijn voorganger op het laatste moment zijn gas dicht, dus ik ging vol in de remmen. Daardoor werd mijn ZXR400 gelanceerd. Ik schoof op mijn buik verder. Dat leek goed te gaan, maar die motor moest natuurlijk ook weer landen. Op mij, jammer genoeg. In het ziekenhuis bleek dat er zeven uitsteeksels van mijn lendenwervels gebroken waren. Ja, dat was wel even angstig, moet ik zeggen. Toch wilde ik maar één ding, en dat was zo snel moge­ lijk weer opstappen.” Drie maanden na die schuiver reed hij zijn eerste wedstrijd weer. Van de angst die hij gevoeld had, had hij geen last meer – behalve op het circuit van Assen. “Op geen enkel ander circuit reed ik er min­ der om, maar in Assen heb ik nooit meer zo gereden als daarvoor. Dat gold voor het hele circuit, en niet alleen op de plaats waar het mis ging.” Tijdens zijn racecarrière reed Wim bewust zo weinig mogelijk op de weg. “Ik wist hoe het daar mis kon gaan. Die combinatie leek me niet zo geweldig. Ja, ik heb het wel gedaan, hoor. Nog net even die twee auto’s voorbij, zodat ik die rotonde voor mezelf had. Circuit­ trucs op de weg. Moet je niet doen. Ik schoof er dus halverwege af. Hele blok open, alle olie eruit.” Toch rijdt hij nog altijd flink door. “Als je veel circuitervaring hebt, neem je bochten gewoon makkelijker. Je weet hoe je die motor kan laten rollen.” Gebruik de weg dus niet als circuit en ga niet over je grenzen heen. Nog meer tips? “Als je weet dat je onderuit gaat, laat dan je motor meteen los en laat je gaan. Als je kunt voorkomen dat je gaat rollen is dat mooi, maar probeer alsjeblieft niet met je armen of benen iets tegen te houden, want daar kun­ nen ze echt niet tegen. En zorg dat je weet wat je banden kunnen en bezuinig niet op dat rubber”, adviseert Wim, die behalve op zijn 165 pk sterke zijspan ook op de Suzuki Bandit van zijn vrouw rijdt. “Da’s natuurlijk helemaal geen sportieve fiets, maar er zitten wel sportieve banden onder. Ik wil helemaal geen band die lang meegaat. Ik wil banden die maximaal grip bieden. Ja, dan slijten ze sneller. En dus?” Wim Timmer weet als geen ander wat vallen is: op zijn tiende crosste hij al op de brommers van zijn oudere broertjes, op straat ging het ook nog weleens mis, en als wegracer stapte hij heel consequent twee keer per jaar onvrijwillig af. Van al die keren zal hij er eentje nooit vergeten – maar ook toen zwaaide hij al een paar maanden later zijn been weer over het zadel. “ALLES LEEK GOED TE GAAN, MAAR DIE MOTOR MOEST NATUURLIJK OOK WEER LANDEN. OP MIJ, JAMMER GENOEG” Foto: Fotografie Marcel Renders

RkJQdWJsaXNoZXIy NjAzODY3