MotoPlus 2018/12
110 MOTOPLUS interview INTERVIEW HERVÉ PONCHARAL Decennialang waren het alleen maar fabriekscoureurs die een Grand Prix konden winnen. Maar de tijden zijn veranderd. Door de nieuwe reglementen in de MotoGP hebben de rijders van satellietteams tegenwoordig bijna gelijke kansen. En dat geeft ook de teams wat te kiezen, stelt Tech3-team- eigenaar en IRTA-voorzitter Hervé Poncharal. | Tekst: Natascha Kayser; Foto’s: Gold & Goose | “WE HEBBEN IETS TE KIEZEN NU” Het bericht dat Tech3 afscheid nam van Yamaha, bracht een paar weken geleden een kleine schokgolf teweeg in het renners- kwartier van de MotoGP. Het team van Hervé Poncharal en tech- nische man Guy Coulon behoort niet alleen tot de vaste waarden in de MotoGP, maar was (en is – nog even) al twintig jaar verweven met Yamaha. “Het was ook geen beslissing die over één nacht ijs is genomen”, zegt Poncharal. “Maar Yamaha kon of wilde ons niet geven wat we graag willen en het is mij niet gelukt om hen te overtuigen. Gelukkig zijn we tegenwoordig als satellietteams in een positie dat we iets te vragen én iets te bieden hebben.” Al bijna dertig jaar runt de nu 61-jarige Fransman zijn Tech3-team. Daarmee is het momenteel het oudste onafhankelijke team in de paddock. Met rijders in zowel de Moto2 (Bo Bendsneyder en Remy Gardner) als in de MotoGP (Johann Zarco en Hafizh Syahrin) is Tech3 bovendien een van de grootste teams. “Bij de races in Europa zijn we in totaal met een man of veertig: naast de technische crews zijn er mensen voor de logistieke ondersteuning, de mensen die de marke- ting en communicatie verzorgen en het personeel van de hospitality. Dat is een forse verantwoordelijkheid”, vertelt Poncharal. “Niet alleen moeten al die mensen reizen, eten en slapen, ze moeten op het eind van de maand ook betaald worden. Het runnen van een team is een onderneming, en zeker in deze business geen gemakke- lijke. Er komt heel veel bij kijken omdat je met veel facetten te maken hebt: rijders, monteurs, machines, logistiek, budget. Resultaten zijn belangrijk, want als je goede resultaten behaalt, ben je meer zicht- baar en dat is belangrijk om de benodigde sponsoring te krijgen. Maar voordat je de resultaten hebt, moet je ook het budget hebben om goed materiaal en goede rijders te krijgen. Dat is een voortdurende uitdaging, omdat je niet altijd alles onder controle hebt.” Toen tabaksreclame verboden werd bijvoorbeeld, vielen veel teams in een gat. Ook dat van Poncharal. In 1990 stapte hij in de Grands Prix met een 250 cc-team (zie kader), met sponsoring van onder meer Lucky Strike en later Gauloises. “Ik ben begonnen met Honda”, vertelt hij. “Ik was zelf rijder op nationaal niveau, maar geen beste. Toen in 1983 Honda Frankrijk belde met de vraag of ik een team wilde opzet- ten, was dat voor mij dé kans om in het wereldje te blijven. Dat was wat ik wilde, dat was mijn droom. En blijkbaar ben ik een betere mana- ger dan coureur, want hiermee heb ik het tot de MotoGP geschopt.” Na Honda kwam Suzuki – in 1992 reed Wilco Zeelenberg op de 250cc Lucky Strike Suzuki van Tech3 – en in 1999 stapte Tech3 over op Yamaha, waarmee het met Olivier Jacque wereldkampioen in de 250 cc-klasse werd. In 2000 maakte het team zijn entree in de toenmalige 500 cc-klasse, waar het sindsdien met wisselend succes acteert. Het ging niet allemaal vanzelf. Er zijn wel degelijk momenten geweest waarop Poncharal het water aan de lippen stond en het een kwestie was van overleven. In 1994 bijvoorbeeld, toen het een kwestie was van pompen of verzuipen. “Gemakkelijk is het niet – nog steeds niet –, maar je hoort mij niet klagen. Vaak zijn het juist de grootste uitdagingen die uiteindelijk de meeste voldoening geven. Dat geldt voor iedere ondernemer en dus ook voor mij.” Het budget bij elkaar krijgen – Tech3 werkt met een begroting van tussen de acht en negen miljoen euro – en de juiste mensen op de juiste plaatsen krijgen, ziet Poncharal als zijn eigen sportieve uitdaging. “Ik geef er de voorkeur aan te werken met coureurs die nog geen sterrenstatus hebben en met wie we stapje voor stapje de ladder beklimmen. Dat is altijd een risico, want rijders zijn mensen en je weet nooit hoe het uitpakt. Maar dat is ook onderdeel van de sport. Als je geen risico’s durft te nemen, heb je in deze business niets te zoeken. Als het goed uitpakt, geeft dat een enorme voldoening. Johann Zarco bij zijn eerste races in de MotoGP voorin te zien rijden, was ook voor ons erg emotioneel.” “Ondanks al onze ervaring gaat het niet altijd goed. Neem Jonas Folger. Ik was ervan overtuigd dat we van onze samenwerking een succes konden maken. Ik wist wel dat Jonas een paar zwakheden had, maar ik dacht zeker te weten dat we hem daarbij konden helpen. Maar toen kreeg hij een mysterieus virus en dat ondermijnde niet alleen zijn fysieke gesteldheid maar ook zijn mentale. Dat een talentvolle coureur vervolgens de beslissing neemt om te stoppen, omdat hij het niet meer aankan, beschouw ik ook als een falen van onze kant. Was het een fout? Nee. Maar we hebben Jonas niet voldoende kunnen ondersteunen en dat betreur ik. Daar staat tegenover dat we met Hafizh Syahrin ook weer een bijzonder talent hebben. Laat ik ook even een misverstand uit de wereld helpen: wij hebben hem gevraagd, niet andersom. Met Hafizh erbij bestrijken we vier grote en belang- rijke markten voor Yamaha: de Italiaanse, de Spaanse, de Franse en de markt in Zuidoost-Azië. De uitstraling op een grote markt als Maleisië is enorm.” Dat Zarco op de satelliet-Yamaha betere resultaten behaalt dan de fabriekscoureurs, is eer naar werken voor het Tech3-team, maar het legt ook de problemen bloot waar een satellietteam tegen- aan loopt. “Het zou niet uit moeten maken dat Johann een rijder van >
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy NjAzODY3