MotoPlus 2018/12

106 MOTOPLUS mijn trots MIJN TROTS DE BENELLI STREETFIGHTER VAN KRIJN DE VROOME MEER MEER “TOEN WILD “Twaalf of dertien was ik, toen ik al met het virus besmet geraakt ben. Sleutelen en knoeien met bromfiets- jes, je weet het wel. Op mijn achttiende of negentiende direct het rijbewijs gehaald en natuurlijk mijn eerste motorfiets gekocht, een Yamaha RD350. Heb ik niet erg veel ple- zier van gehad. Of beter gezegd, niet ‘lang’, want ik reed ’m al snel kort. Ik was net twin- tig en bij ons in het dorp was er een oudere vent die wist dat ik veel sleutelde, hij had nog wel een mooi motortje voor me in de schuur staan, een Benelli 750 Sei. Ik in de motorbladen kijken, internet had je toen nog niet, maar eerlijk gezegd vond ik het maar een lomp en groot ding. Ik was ook maar een jochie van 75 kilo, dus wat moest ik daar- mee? Bovendien gingen die dingen ook altijd kapot, niemand wilde ze hebben destijds. De CBX1000 was veel betrouwbaarder en nog sneller ook. Er gingen een paar maanden overheen en hij bleef maar zeuren, dus van lieverlee uiteindelijk maar een keer wezen kijken. Kwam ik daar, deed ’ie het niet. Moest eerst zijn zoon komen om het ding aan te trappen. Er zat zo’n zes-in-één open uitlaat op en toen ’ie op een gegeven moment liep, nah jongen, dat geluid! Ik mocht ook rijden en toen wilde ik er niet meer af! Ik heb hem dus toch gekocht en er de eerste een à twee jaar in nagenoeg originele staat mee gereden. Niet echt een onverdeeld succes, er was altijd wel wat mee. We hadden des- tijds met de motorclub een aanhangertje als bezemwagen, daar ging ’ie zo’n beetje elke rit op terug. Toen heb ik eerst maar eens het hele blok onder handen genomen. Zo is er onder meer een andere elektronische ontsteking op gekomen, die Italiaanse troep moest eraf. En ook de complete kabelboom is home-made. Hij liep toen goed, maar ik wilde ietsje meer. Origineel zitten er drie van die iele 24-millimeter carburateurs op, dat kan beter en dus heb ik er zes vacuüm- carburateurs van 30 millimeter op gezet. De boel netjes afgesteld en toen liep het blok behoorlijk mooi. Niet voor lang, ik reed ’m namelijk al vrij snel met volle toeren zo de sloot in. Daarbij liep de krukas een water- slag op en kon het blok wéér uit elkaar. Dat was wel het moment waarop ik dacht, dan moet het nu maar gebeuren. Ik speelde al langer met het idee van het bouwen van een streetfighter, alleen niet per se met het zescilinder blok van mijn Benelli. Maar als dat dan toch uit elkaar moest, tja. Bij ons op de motorsloop had ik eerder al wat onderdelen gekocht, een voorvork en dergelijke. En bij Arie Molenaar stuitte ik op een frame van een GSX-R750 met kenteken. Dacht ik meteen, als daar dat blok nu eens in past? Dus thuis meten en het gat bleek groot genoeg, dus het frame met tank gekocht. Vervolgens weer terug naar de sloop, daar een achterbrug gevonden die er wel aardig in paste, net als wielen en een tellerpartij van een Triumph. Ook kocht ik een kontje van een Ducati 916. Die werden heel veel aangeboden. Iedereen reed die 916 immers plat, maar het kontje bleef altijd heel. Omdat het blok toch helemaal uit elkaar moest, heb ik dat meteen maar opgevoerd. Zo heb ik de krukas laten afdraaien, daar is ruim 1,5 kilo vanaf gehaald. Vervolgens heb ik alle drijfstangen en zuigers gewogen en deze bijgeslepen naar de lichtste, blueprinten zeg maar. De cilinderkop en inlaatspruitstukken zijn geflowed, en toen de boel mooi liep, reed ik al in het tweede of derde testritje de koppeling eruit. Dat bleek slechts een kwestie van wat zwaardere veren erin. Het is inmiddels al zo’n twintig jaar geleden, maar het blok loopt nog altijd als een zonnetje. Verder verliep de bouw eigenlijk best snel. Eerst het blok pas in het frame gemaakt, vervolgens de achterbrug en voorvork pas maken, en dan de wielen erin. Maar die lijnden natuurlijk niet goed, dus daarvoor heb ik pasbussen gedraaid >

RkJQdWJsaXNoZXIy NjAzODY3