MotoPlus 2018/09

sleuteltip MOTOPLUS 49 / 6 / Als je motor altijd buiten staat is een hoes ook goed voor de levensduur van de banden. / 7 / De ‘montagepunten’ op een band moeten bij het ventiel zitten. / 5 / Het ‘1914’ op de wang geeft de productiedatum weer: week 19 van 2014. / 8 / Met balanceerloodjes wordt de onbalans uit een wiel gehaald. water uit het raakvlak van de band met het wegdek. De ene band is natuurlijk de andere niet. Je hebt sportbanden, allroad-banden, toerbanden, circuitbanden enzovoorts. De bandentesten die MotoPlus steevast aan het begin van de zomer publiceert kunnen je op weg helpen. Online zijn al deze bandentesten trouwens terug te lezen op www.motoplus.nl ; deze online-testen worden dagelijks vele tien- tallen keren ingezien en zijn zo ongeveer het populairste item van onze website. Maar welk merk en type band je ook kiest: hou je wel aan de voorschriften van de motor- fabrikant voor wat betreft de maat, maar ook het draagvermogen en de snelheidsindex. Die laatste twee geven weer hoeveel kilo een band mag dragen en hoe hard hij mag rijden. De snelheidsindex moet uiteraard altijd hoger lig- gen dan de topsnelheid van jouw motor, om te voorkomen dat de band wordt overbelast en het loopvlak kan loskomen van het karkas. Tot slot is er nog één belangrijk punt bij aankoop: heb je een tubeless band nodig (dus zonder binnenband, die afdicht op de dichte velg, of juist een tube-type band waar een aparte binnenband in hoort? Deze laatste wordt over het algemeen gebruikt bij lichte motoren en offroads met draadspaken. Elke band moet je regelmatig contro- leren. Bij motorongevallen met een technische oorzaak blijkt de band op nummer 1 van de ongevalsoorzaken te staan. Meer specifiek: gladde banden (te weinig profieldiepte), te weinig druk in de banden en te oude banden. De bandenspanning is in feite één van de belangrijkste dingen voor een motorrijder. Vrijwel alle banden verliezen langzaam hun druk omdat ze licht poreus zijn, omdat het ventiel niet 100% afdicht of omdat de band niet 100% afdicht tegen de (oxiderende) velg- rand. Regelmatig je bandenspanning checken is dus een must; hou daarvoor altijd de voor- schriften van de motorfabrikant aan. Voor gebruik op een racecircuit laten de ken- ners de bandenspanning vaak iets zakken. Op het circuit wordt een band immers veel war- mer dan op de openbare weg en zal de druk dus verder oplopen door de opgewarmde lucht in de band. Bovendien geeft een iets zachtere band iets meer grip omdat het raakvlak met de weg iets groeit. Maar er komt ook meer beweging in de band, dat kun je al merken als je 0,2 bar lager gaat dan voorgeschreven. Een te hoge bandenspanning is echter ook niet goed, dat geeft extra bandenslijtage en minder grip. Het enige positieve van een hoge bandenspanning is het toegenomen draag- vermogen. Vandaar dat bij rijden met duo en/ of veel bagage ook vaak een hogere banden- spanning wordt voorgeschreven. Wen jezelf dus aan om de bandenspanning regelmatig te checken. Hiervoor is een goede banden- spanningsmeter noodzakelijk: investeren in een goede bandenspanningsmeter is investe- ren in je eigen veiligheid; vertrouw niet op de meters bij een benzinestation, voorzover die al werken… Goede bandenspanningsmeters zijn er digitaal of gewoon als manuele meter. Zelf vertrouwen we altijd op een hoogwaardige meter van het Duitse Flaig, zoals die online vanaf 25 euro te koop zijn. Check de bandenspanning altijd koud, dus niet als je terugkeert van een dagje rijden, want dan meet je een te hoge druk. Het verschil tussen een koude en warme band kan wel 0,3 bar bedragen. Hoewel er tegenwoordig steeds vaker af- fabriek haakse ventielen worden gemonteerd, valt het soms niet mee om met de banden- pomp of luchtdrukmeter goed op het ventiel te komen, zeker bij motoren met grote rem- schijven. Daarvoor kan een haakse verloop- nippel handig zijn, maar deze moet je na het oppompen en controle wel weer verwijderen, omdat het gewicht voor onbalans kan zorgen en het rubber-ventiel zwaar kan belasten. Andere onderschatte items zijn de balan- ceergewichten en het ventieldopje. Vraag je dealer of bandenspecialist altijd om stalen ventieldopjes die echt luchtdicht afdichten. Dan blijft je band beter op spanning. En check af en toe of alle balanceerloodjes nog wel op de velg zitten. Controleer je banden ook regelmatig op inrij- dingen als een spijker of een schroef. Tubeless banden hebben de – positieve – eigenschap dat ze bij een inrijding vrijwel nooit ineens leeglopen, dit in tegenstelling tot een band met binnenband die bij een inrijding in één keer leeg kan zijn. De keerzijde is dat je met tubeless banden vaak niet eens merkt dat je een lekke band hebt, omdat deze maar heel langzaam leeg loopt. Over bandenslijtage is moeilijk iets te zeggen. Het is erg rijstijl-afhankelijk en de ene V-twin is de andere niet: een Ducati Panigale heeft nu eenmaal meer banden nodig dan een Harley-Davidson Electra Glide… Vooral veel accelereren en remmen zorgt voor de nodige slijtage. In Nederland geldt dus als uitzondering 1 mm profieldiepte, elders in de EU is 1,6 mm over het algemeen de ondergrens, maar als je die profieldiepte hebt bereikt is de vorm van de band ook al ernstig aan slijtage onderhevig. Oftewel: er is dan al een ‘platte kant’ aan het loopvlak gereden, waardoor de rijeigenschap- pen slechter zijn geworden. Maar omdat dit zo geleidelijk gebeurt, merk je dit als rijder vaak niet eens, totdat je weer een nieuwe band laat monteren en tot de ontdekking komt dat de motor ineens een stuk stabieler is en makke- lijker stuurt! Als controlemiddel hebben bandenfabrieken een slijtage-indicator in het profiel aange- bracht. Deze TWI (Tread Wear Indicator) is meestal 1,6 mm hoog en zodra hij vlak ligt met de oppervlakte wordt het dus tijd om een andere band te (laten) monteren. Maar let op: de TWI’s kunnen ook slechts 0,8 mm hoog zijn, want dat is de Amerikaanse norm. Kortom: een bandenprofieldieptemeter is ook geen verkeerde investering als je zeker wilt zijn van je zaak. Maar ook als het profiel nog niet helemaal versleten is, kan een band aan vervanging toe zijn. Het rubber van banden hardt in de loop der jaren uit, waardoor de grip afneemt. Over het algemeen hanteren bandenfabrikanten een termijn van maximaal zes jaar waarin je een band kunt gebruiken. Curieus genoeg mag een nieuwe band, mits volgens de voor- schriften opgeslagen, tot vijf jaar na zijn pro- ductie nog steeds als nieuwe band verkocht worden. En die productiedatum staat op elke band vermeld, bij het DOT-nummer. Als er dus ergens ‘1914’ op de zijwang staat, dan wil dat dus zeggen dat de band in week 19 van 2014 is geproduceerd. De levensduur van een band heeft flink te lijden van UV-licht (zonlicht dus), ozon-belas- ting, vocht en hitte. Als je dit weet, begrijp je ook waarom er jaarlijks veel caravans met een klapband langs de snelweg staan. Zo’n cara- vanband slijt vaak niet hard, maar veroudert wel snel door de zomerse zon en winterse >

RkJQdWJsaXNoZXIy NjAzODY3