MotoPlus 2018/01
40 MOTOPLUS test + techniek Bij 9.500 en 11.500 toeren gaan de inlaatkelken omhoog en ontstaat er een korter inlaattraject. Daartussen, bij 10.500 toeren, gaan ze weer omlaag. Bij een onderling vergelijk valt direct de nauwe verwantschap met het MotoGP- blok (boven) op. Dat blok heeft weliswaar een droge koppeling en tandwielen voor de nokkenasaandrijving, maar vier oliepompen in het carter hebben ze bijvoorbeeld beide. Goed te herkennen: het ongebruikelijke kruktap- verzet van de krukas (boven), die voor de al even ongebruikelijke Twin-Pulse ontstekingsvolgorde van de V4 zorgt (rechts). De 1100 heeft lichte gesmede zuigers met drie zuigerveren. Een tussenas (groen) draait de draairichting van de achterwaarts draaiende krukas weer om. Slechts vier kilo licht! In de structuur en de constructie van het aluminium frame komen de ervaringen van Ducati Corse in de MotoGP duidelijk bovendrijven. Bevestigingspunten (pijlen) voor de achterschokdemper. Het subframe wordt bevestigd aan de cilinderkop. 1 – 0° 3 – 290° 2 – 90° 4 – 380°
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy NjAzODY3