+ Plus

Reizen Zuid-Tirol

De Stelvio, of Stilfers Joch op z’n Duits. Welke motorrijder heeft deze Gotische kathedraal van de wegenbouw nu niet op zijn bucketlist staan? Deze in 2007 door Jeremy Clarkson en zijn Top Gear-kornuiten tot de beste rijdersweg van de wereld uitgeroepen Alpenpas is een must voor elke petrolhead. Maar ook lang daarvoor al genoot de naam Stelvio een magische klank, stond onder meer bekend als scherprechter voor menig fabrieks- of hobbytuner die hier kwam testen of zijn zorgvuldig uitgedokterde carburateurafstelling bestand was tegen de ijle lucht op 2.757 meter hoogte. Tijd voor een bezoekje!

Twintig jaar geleden stond ik in Bormio voor de westelijke toegang tot de Stelvio-pas. Een dikke slagboom versperde de weg: chiuso – closed – fermé – geschlossen. Wist ik veel dat dat ding maar zes maanden per jaar open was. Internet en Wikipedia bestonden nog niet. Reizen had toen, ook binnen Europa, nog een zekere trial-and-error-factor. Het is wat overdreven om te stellen dat een droom in duigen viel, maar een flinke domper was het wel. Ik nam me heilig voor ooit terug te keren, er kwam alleen een leven tussen. Maar afgelopen zomer kon ik eindelijk voor de herkansing gaan: een hotel bij het Lago di Molveno leek daarbij een goede uitvalsbasis voor deze tweede missie. Het begon te kriebelen en we besloten een weekendje te boeken.
Vanuit Triëst, waar ik een deel van het jaar verblijf, vertrekken we op een snikhete vrijdagmiddag in juli op onze bescheiden Kawasaki ER6n, vol in de helaas niet zo koele rijwind op de saaie autostrada richting de bergen in het noordwesten. Nadat we in Conegliano de vochthuishouding weer wat in balans hebben gebracht, begint het leuk te worden: door het dal van de Piave gaat het richting Feltre. Bij Quero laat de TomTom het even lelijk afweten: we rijden kilometers te ver door langs de rechterkant van het smalle dal, terwijl we eigenlijk de weg aan de linkeroever van de rivier hadden moeten nemen. De satelliet ziet waarschijnlijk geen verschil tussen beide wegen aan weerszijden van de kloof. Nu wordt het wel een beetje doorgassen, willen we tenminste het avondeten niet missen.
Daar komt helaas niet veel van terecht: even voorbij Feltre blijkt de SS50bis wegens opknapwerkzaamheden aan een tunnel afgesloten en worden we via een omleiding hoog de bergen in gestuurd. Maar ‘elk nadeel heb ze voordeel’, zoals een groot filosoof, die ook nog aardig tegen een bal kon trappen, ooit opmerkte. We komen uit op een schitterend uitzichtpunt boven de ‘Scale di Primolano’: een indrukwekkende serie forten en vestingwerken die trapsgewijs tegen de steile berghelling zijn gebouwd. Via een reeks haarspeldbochten dalen we af tussen de fortificaties en vergapen ons aan de vele sporen van granaatinslagen in de metersdikke muren. Ooit was hier de grens tussen Oostenrijk en Italië en zo te zien zijn die landen niet altijd even goede buren geweest.

Eenmaal weer op de juiste weg door de brede Valsugana-vallei schieten we eindelijk weer lekker op. De vele flitskasten schrikken ons niet af. De hoge dichtheid ervan duidt op een meer Teutoons-rigoureuze handhaving van de verkeersregels, maar naar goed Italiaans gebruik worden de metershoge kasten keurig met bordjes aangekondigd. Eveneens naar goed Italiaans gebruik slalommen we op de tweebaansstukken soepel tussen de vele campers en caravans door, waarbij we de middenstreep regelmatig als derde rijstrook gebruiken.
De geplande tussenstop bij het pittoreske Lago di Caldonazzo slaan we over en via Trento rijden we in één ruk door naar onze bestemming: Molveno. Daar draaien we klokslag acht uur direct vanaf de straat de parkeerkelder in van Hotel Lory, waar het vol staat met gemotoriseerde tweewielers van diverse pluimage. Dat ziet er goed uit, maar het ‘motortje kijken’ moet maar even wachten, willen we nog wat te eten krijgen. Boven worden we verwelkomd met een warm: “Ha, daar zijn jullie eindelijk. Jullie kunnen gelijk aan tafel!” Daar zat geen woord Italiaans bij: het hotel blijkt een soort Nederlandse enclave, maar dan wel met Italiaanse charme. Na een snelle douche schuiven we aan tafel en we laten ons verwennen met wat de pot schaft: Italiaanse heerlijkheden met een snufje Holland. Past wel bij ons, als gemengd Italo-Hollands stel. Vanuit de eetzaal genieten we van het magnifieke uitzicht op het meer en de omringende bergtoppen. Wauw!
Na het eten is het tijd om plannen te maken voor morgen. Op de leestafel bij de bar vinden we een menukaart met acht smakelijke toerroutes die je vanaf hier kunt maken. We verlekkeren ons aan appetijtelijke gerechten als ‘Bochtiger gaat het niet’, ‘Turn, turn, turn’ en ‘Een vleugje Dolomiet’. We kletsen wat met andere gasten aan de bar, die enthousiast vertellen over de tochten die ze hebben gereden en laten ons voorlichten door hoteleigenaar Maurice. Maar hé jongens, we hebben maar anderhalve dag. En die Stelvio, die moet er zeker in. Dus valt de keuze op nummer 3: ‘Pas op, pas af’. Een tocht van 337 kilometer, met in totaal meer dan tienduizend hoogtemeters. Behalve de Stelvio staan ook de bijna even legendarische Passo di Gavia en Passo del Tonale op het programma. Om goed getraind aan de voet van de Stelvio te verschijnen, besluiten we daar de Passo delle Pallade/Gampenpass nog als voorafje aan toe te voegen.
Dat laatste blijkt de volgende dag een goede keuze. Nadat we de drukte van de Val di Non achter ons hebben gelaten, voert een zonovergoten weg door de appelgaarden ons via Fondo naar de pas op een hoogte van 1.518 meter. Verkeer is er nauwelijks, zodat we alle gelegenheid hebben de stijfheid van de vorige dag uit het lijf te rijden. De afdaling biedt minder gelegenheid tot ochtendgymnastiek. Enige concentratie is hier vereist: fraaie vergezichten over het Adige-dal vragen om aandacht, maar de weg loopt hier steil naar beneden langs diepe afgronden aan de rechterkant van de weg. Al met al een prima voorafje op de primo piatto (eerste hoofdschotel) van de dag.
Die primo piatto is natuurlijk de Stelvio, maar daar zijn we nog niet. Als we de chique kuurstad Merano achter ons laten, proppen we ons in de onafzienbare slang kampeerverkeer op de SS38. De weg is te smal en te druk voor inhaalacties in Italiaanse stijl, dus lijdzaam voegen we ons in ons lot. Verlossing komt er als wij kort voor Spondigna linksaf slaan en de massa richting Oostenrijk verder schuift. Een paar kilometer verderop staan we dan aan de toegang tot de Stelvio-pas: aperto – open – ouvert – geöffnet. Si – Yes – Oui – Ja!

Voor ons ligt de mythische pasweg. Aangelegd tussen 1820 en 1826 als verbindingsweg tussen Wenen en Milaan, dat na de val van Napoleon als hoofdstad van Lombardije in 1815 aan het Oostenrijkse keizerrijk was toegevallen. Ingenieur Carlo Donegani, eerder verantwoordelijk voor de aanleg van de Splügenpas, tekende een weg met zevenentachtig haarspeldbochten, negenendertig aan de westzijde en achtenveertig aan de oostzijde. Een wegenbouwkundig meesterwerk waar de wereld en zeker de motorwereld hem nog steeds dankbaar voor mag zijn. Een groot gedeelte van de weg was overdekt met houten galerijen en de tussenliggende stukken werden in de winter sneeuwvrij gehouden door veegploegen. Daardoor was de verbinding het hele jaar door berijdbaar. Toen wel. En dan ook nog met koetsen.
Op ons mechanische paard beginnen wij bijna tweehonderd jaar later aan de beklimming. Na een rustige aanloop begint na Trafoi de weg serieus te stijgen. Met respect passeren we de vele fietsers, al betwijfelen we van sommigen ernstig of ze de top nog dit jaar zullen halen. Al snel doemen de eerste van de achtenveertig haarspeldbochten op die we vol vertrouwen nemen. Het asfalt is goed en dat er af een toe een wolkje collega motorrijders voorbij stuift, haalt ons niet uit het ritme. De schitterende vergezichten die opduiken zodra we de boomgrens zijn gepasseerd, doen dat wel: je komt hier letterlijk ogen tekort. Zeker als je je af en toe laat verleiden een blik te werpen op de indrukwekkende bochtenspaghetti die voor je tegen de hellingen ligt gedrapeerd. Naarmate we de pas naderen, worden de rechte stukken tussen de lussen steeds korter en lijkt het soms alsof we tegen een muur oprijden. Onvoorstelbaar dat ze daar ooit met paard en wagen tegenop gingen. Om de post te bezorgen in Milaan.
Eenmaal boven, besluiten we gelijk door te rijden. Bijster mooi is het hier niet en de souvenirkermis geloven we wel. We beginnen aan de afdaling en worden al bij de eerste bocht geconfronteerd met een nieuw fenomeen: wielrenners die zich vol doodsverachting naar beneden storten en links en rechts voorbij schieten. De paralleltwin van onze Kawa had geen enkele moeite ons naar boven te roffelen, maar de remmetjes zijn duidelijk minder berekend op de extreme hellingspercentages van de weg. Geeft niks, er valt zo ook genoeg te genieten en langs klaterende watervallen en door donkere tunneltjes tuffen we rustig naar beneden. Tot de slagboom in Bormio, de plek waar twintig jaar geleden mijn eerste Stelvio-expeditie tot een abrupt einde kwam.

Na Bormio wacht ons il secondo, de tweede hoofdschotel van de dag: de Passo di Gavia. Na een pitstop voor een ijsje bij de Baita del Gelato in Valfurva een aanrader! – gaat het in rap tempo omhoog. Heerlijk rustig is het hier. Geen Topgear-wannebees te bekennen en ook fietsers zijn kennelijk minder makkelijk te porren voor deze klim. Dat laatste heeft misschien iets te maken met de gebeurtenissen op 5 juni 1988. Op die dag stond de Gavia op het programma als de veertiende rit van de Giro d’Italia. Direct na het verlaten van het zonnige dal zette Johan van der Velde de aanval in, waarbij bij zich van alle overbodig geachte ballast in de vorm van winterkleding ontdeed. Na een heroïsche klim door de mist en de sneeuw kwam hij als eerste boven, waar op dat moment een verschrikkelijke sneeuwstorm woedde. Door een totaal gebrek aan zicht miste de Brabander zijn verzorger die met warme spullen klaar stond, waardoor hij tijdens de afdaling al na een paar kilometer volledig bevangen raakte door de kou en in de bus moest plaatsnemen. De etappe werd gewonnen door een andere Nederlander, Erik Breukink, maar Van der Velde was de held van de dag en schreef in deze etappe, die wordt gezien als de zwaarste rit ooit, wielergeschiedenis als L’uomo di Gavia: De man van de Gavia.
Wij rijden de pas op in tegenovergestelde richting. Onze Kawa klimt weer onvermoeibaar omhoog, maar het rijwielgedeelte heeft merkbaar moeite met de vele vriesscheuren in het asfalt. Op de smalle weg met zijn vele onoverzichtelijke bochten moet ik goed het hoofd erbij houden. Maar denkend aan Johan van der Velde is onze tocht naar boven natuurlijk een zondagochtendwandelingetje. Al is het maar omdat wij bij het oorlogsmonument kort voor de pashoogte gewoon even kunnen afstappen om even de benen te strekken en wat te drinken. Anders dan op de Stelvio is een stop hier wel de moeite waard: we staan alleen tussen de imposante bergpieken, waar de wind vrij spel heeft over het verlaten landschap.
Dat alleen zijn duurt echter niet lang. Even later stopt er een Mad Max-achtig voertuig met twee berijders: György zeg maar George en Brigi the Biker Dog, die zijn domein heeft in de topkoffer. Terwijl Brigi doet wat hondjes moeten doen, maken wij een praatje met z’n baasje. Dat blijkt freelance motorredacteur te zijn. Vertrokken vanuit Boedapest is hij bezig aan een maandenlange toertocht, met z’n viervoetige bijrijder als co-piloot achter op de heftig gemodificeerde Yamaha. Daarnaast onderhoudt György een platform waarop liefhebbers via een handige app routes en toerervaringen met elkaar kunnen delen: motoglobe.eu.
Na adressen te hebben uitgewisseld nemen we afscheid van het Hongaarse tweetal en rijden we nog een klein stukje door naar de pas op 2.621 meter hoogte. Daar ontvouwt zich een magistraal uitzicht: rechts, in het zuiden, zien we de gletsjers van het Adamello-massief. Recht voor ons ligt een diep dal en links zien we een steile bergwand waar de weg als een dun streepje asfalt tegenaan ligt geplakt. Nu begrijpen we waarom het hier een stuk rustiger is dan op de Stelvio. Die weg, of wat daar voor door moet gaan, is nauwelijks breder dan een auto. Bij de eerste bochten staan er nog wat pogingen tot vangrail, maar verder zijn het enkele half weggezakte reflectorpaaltjes en hier en daar een rijtje stenen die aangegeven waar de weg ophoudt en de peilloze afgrond begint.
Wij moeten langs de buitenzijde naar beneden. Slik. Maar gelukkig is hier afgezien van een sporadisch clubje motorrijders geen verkeer, dus zodra het zicht ver genoeg reikt, zoek ik het midden van de weg op. Dat rijdt toch net even iets prettiger en de hartslag zakt weer tot een verantwoord niveau. Hoe lager we komen, hoe meer vangrail er verschijnt en hoe beter het asfalt wordt. We hebben de weg voor ons alleen, zodat we genietend van de heerlijke bochten en de schitterende omgeving in ons eigen tempo kunnen afzakken tot Ponte di Legno.

De laatste pas van de dag, de Passo Tonale, blijkt een tegenvaller. De beklimming is niet bijster spectaculair of zijn we gewoon verwend geraakt? en het skioord op de pas is ronduit lelijk. Snel weg hier, op naar de Val di Sole, de ‘Vallei van de zon’. Die naam moet een marketingbedenksel zijn, want waar we in het hooggebergte nog werden getrakteerd op zonneschijn in overvloed, is het hier voornamelijk grauw bewolkt. Af en toe tikt er zelfs een spatje regen tegen het vizier. Stevig doorrijden dus, dan kunnen we met een beetje mazzel straks nog op tijd aanschuiven voor de ‘pasta alla Karin’ in Hotel Lory.
’s Avonds aan de bar is het tijd om ervaringen uit te wisselen met de andere motorrijders. De meesten verblijven hier een week of langer en het fraais dat we in de parkeerkelder hadden zien staan, blijkt veelal per aanhanger te zijn aangevoerd. Sommigen zijn hier al voor de tweede of derde keer. Vol enthousiasme vertellen ze over de passen, wegen en routes in de omgeving die ze hebben gereden of nog van plan zijn te rijden. Als Maurice de glazen nog eens vult en de verhalen mooier en sterker worden, kan ik eigenlijk maar één conclusie trekken. Mijn missie is weliswaar geslaagd, de Stelvio kan van mijn bedevaartslijstje af, maar toch blijft er een soort van onvervuld verlangen hangen. Deze streek heeft nog zoveel meer moois te bieden, ik zal hoe dan ook ooit weer terug moeten!

Lees meer over

Kawasaki Yamaha

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Kawasaki Ninja 500

Eerste Test Kawasaki Ninja 500

11 april, 2024

Kawasaki en Ninja zijn net zo’n onlosmakelijke combinatie als de Dikke en de Dunne, Johan Cruijff en nummer 14 en ...
Eerste Test Kawasaki Z500

Eerste Test Kawasaki Z500

28 maart, 2024

Voor Kawasaki staat 2024 in het teken van een halveliter-offensief. Liefst drie nieuwe modellen zien het daglicht. ...
Direct meer lezen? Neem een jaarabonnement
  • Direct toegang tot het digitale archief met meer dan 350 magazines.
  • 24 uitgaven per jaar
  • Elke twee weken thuis in de bus
Direct toegang aanvragen
Een jaar MotoPlus voor slechts 55,-