+ Plus

Reizen West-Alpen

Het Westelijke deel van de Alpen is vooral bekend van de hoogste geasfalteerde passen, de Bonette, Col de l’Iseran, Izoard en Agnel brengen je tot in de buurt van een adembenemende drieduizend meter hoogte, waarbij de Mont Blanc, Monte Viso en Cime de la Bonnette  zorgen voor een fabelachtig decor en markante herkenningspunten. De Route des Grandes Alpes rijgt al die hoogtepunten op een stijlvolle manier aan elkaar. Maar het kan ook anders: wanneer je de gebaande paden durft te verlaten gaat er letterlijk een hele andere wereld voor je open. De wereld van de kleinste asfaltroutes, afgelegen berggehuchten en strategisch gelegen ruïnes. Ga je mee?

Eind juni, twee dagen heb ik gepakt voor een rustige heenreis naar Lanslebourg-Mont-Cenis in de Savoie. Een piepklein dorpje dat nog geen duizend inwoners telt en zijn bescheiden bekendheid dankt aan de gelijknamige berg waar Hannibal iets meer dan 200 jaar voor het begin van onze jaartelling met een roedel olifanten overheen bonjourde. Op weg naar de eerste passen van deze reis, hebben reisgenoot Filip en ik dit gehucht, dat onze uitvalsbasis voor de komende dagen vormt, achter ons gelaten. Tussen Susa en Turijn rijden we onder Sacra di San Michele onderdoor. Een indrukwekkend klooster dat over de Susa-vallei en de Po-vlakte uitkijkt.
Enkele kilometers verder richting Turijn verlaten we de vallei weer voor onze eerste beklimming: de Col de Lys, die we vanuit Rubiana benaderen. De Colle del Lys is onze verbindingsweg naar de Stura di Viu. Op iedere motorreis word je op diverse verrassingen getrakteerd en ons valt nu al de eerste ten deel, deze Col blijkt namelijk van een ongekende speelsheid. Voorbij pashoogte worden mijn rijvaardigheid en reflexen getest in een reeks onoverzichtelijke bochten. Binnen enkele minuten siert een gigantische glimlach mijn gelaat, het echte werk is eindelijk begonnen.
Vanuit Lemie beginnen we aan de onverharde Colle Colombardo. De noordflank is machtig steil en bezaaid met vuistgrote stenen. Het worden Filip’s eerste offroad ervaring in de Alpen, we houden er daarom een bescheiden tempo op na, zodat hij even in alle rust kan ruiken aan deze andere manier van rijden. Op de pashoogte worden we sprakeloos van een imposante kerk, waarna de zuidflank ons weer terug naar de Susa-vallei leidt, waarbij de route ons ook nog een wijdse blik op Monte Viso, Sacra san Michele en de Po-vlakte gunt. We prijzen ons gelukkig dat we hierboven staan, het is rustig en koeler dan beneden.

De meeste motorrijders die naar de Alpen reizen kennen de ‘Grosser Alpen Strassen Fuhrer’ van Denzel wel. Een indrukwekkende encyclopedie met belangrijke informatie en prachtige foto’s over alle Alpenpassen. Denzel foto’s van de Colle Nivolet dagen me al enkele jaren uit, maar meestal lag deze pas, ten noordwesten van Turijn, net iets te ver uit de buurt. Nu gaat het er eindelijk van komen. Op het einde van de Valle di Locana liggen twee stuwmeren. De bochten zijn hier wel ruim en overzichtelijk en brengen ons naar het eerste stuwmeer, Lagu Serru op 2.222 meter. Amper vijfhonderd meter verder ligt het volgende: Lago Agnel. Hier loopt de weg met twee sierlijke bochten over de stuwdam, waarbij het er alle schijn van heeft boven het water te zweven. Bijna direct na het moment dat ik denk mijn mooiste foto ooit te hebben geschoten, brengt de weg ons nog enkele honderden meters hoger en komt het Denzel panorama tevoorschijn. De twee meren in een schakering van verschillende kleuren, een fijngevoelig asfaltlint en besneeuwde bergtoppen. Daarboven zweven spierwitte wolken om het beeld compleet te maken. Het is geen toeval dat hier picknicktafels staan, je waant je in de hemel. Na pashoogte loopt de weg nog iets verder langs de oevers van twee kleine natuurlijke meertjes, die bedekt zijn met ijsschotsen. Het adembenemend landschap brengt ons in de waan door Alaska te rijden. Fantastisch. Colle Nivolet zelf is een doodlopende pas, maar als een machtige Alpenpas dan toch doodlopend moet zijn, dan maar in een prachtig natuurpark zoals hier het geval. Het machtige Parco Nazionale di Gran Paradiso, dat over de grens doorloopt in Zwitserland, is simpelweg een verademing.
De rest van de trip doe ik op eigen houtje, Filip is weer huiswaarts gekeerd, kon maar een paar dagen vrij maken. De eerste solo dag is een rustige verbindingsdag, vanaf de ‘Camping Municipal’ in Lanslebourg pak ik opnieuw de Col du Mt Cenis richting Susa. Naast de machtige en afgesloten Monte Chaberton ligt het pittoreske Cesana Torinese. Dan volgt Briançon, een zonnige Col d’Izoard en de zeer rustieke Col d’Agnel. Op pashoogte (2.744 meter) ligt de Frans Italiaanse grens, met daarbij een oriëntatietafel. Na een ontspannende 180 kilometer plant ik m’n tentje op een bekende, inmiddels vertrouwde camping in Sampeyre en slaap als een roosje.

Vandaag staat allereerst de Colle di Sampeyre (2.294 meter) op de agenda, om van daaruit de Varaita-Maira kamroute te rijden. In deze Italiaanse provincie, de Piemonte, lopen drie valleien van west naar oost: de Varaita, Maira en Stura. De gelijknamige riviertjes ontstaan logischerwijze hoog in de bergen. Tussen twee valleien bevindt zich telkens een bergkam en zo komt mijn volgende route aan haar mooie naam: Varaita-Maira kamroute. In 2003 reed ik de passage ook al eens, in alle onwetendheid met volledige bagage. Nu zonder bagage maakt de route net zoveel indruk als destijds. Vanaf pashoogte rij ik eerst de westelijke doodlopende piste naar Punta Bicocca (2.285 meter). Onderweg ontmoet ik Lorenzo en Feruccio, twee Italiaanse motorrijders. Zij verbazen zich erover dat ik alleen op pad ben en alle door hen voorgestelde pistes in de buurt al ken. Op Punta Bicocca kan je een blik werpen op zowel de Varaita- als Maira-vallei, waarbij de zuidflank van Monte Viso indrukwekkend dichtbij is. Als je heel veel geluk hebt, zijn beide valleien gevuld met wolken.
Na Punta Bicocca keer ik terug naar Colle di Sampeyre om verder oostwaarts de eigenlijke kamroute te rijden. De eerste 13 kilometer rij je evenwijdig aan, net onder de bergkam. Elke winter schuift de bergflank hier op enkele plekken over de weg. Het gevolg is een stenentapijt waarvoor de nodige concentratie en een goed evenwichtsgevoel noodzakelijk zijn. Ter hoogte van Colle Rastcias duikt de route zeven kilometer lang naar beneden, tussen bomen, struiken en varens door. Dit steile en brute gedeelte laat zich nog het best van west naar oost beteugelen, bergop is het behoorlijk rijden op de limiet, zeker met een relatief zware GS waarmee ik onderweg ben. De Varaita-Maira route presenteert zich dit keer als bijzonder inspannend. Ik vloek bij tijd en wijle, twijfel af en toe of het wel zo verstandig is om dit soort wegen alleen te rijden. Voor zover je over weg kunt spreken trouwens, soms heeft het meer weg van een droge rivierbedding. Na het steile en avontuurlijke deel kom ik bij de Colle Birrone (1.700 meter), een uitzichtpunt met wit kruisbeeld en logboek. Een plek om te genieten en even te bezinnen. En even tot rust te komen, al zijn de komende vijftien kilometer vooral vlak en makkelijker, de weg blijft echter onverhard. Gelukkig wel zonder steile hellingen, geulen en te grote stenen. Op het oostelijk eindpunt van de route stuit je op de Santuaria di Valmalla en resteren enkel nog een prettige zeven kilometer slingerend asfalt tot beneden in de Varaita-vallei. Nog geen 150 kilometer gereden, maar wat een fantastische dag was het!

Na drie dagen in de Varaita-vallei is het tijd om verder te reizen. Ik beklim nogmaals de Colle di Sampeyre en daal via Vallonée d’Elva af in de Maira-vallei ter hoogte van Stroppo. Even west en dan terug zuidwaarts richting Marmora, Colle Esischie en Colle dei Morti, waar bovenop sinds 2004 een standbeeld van de inmiddels overleden Marco Pantani staat. Ik had ook via Piasca of Dronero kunnen rijden, maar deze doorsteek is duizend maal mooier. De afdaling naar Demonte loopt twintig kilometer lang via een wondermooi smal asfaltweggetje. Onderweg stop ik even. Twee oldtimer motoren tuffen ontspannen naar boven. Als ze uit zicht zijn maakt een bergmarmot van de rust gebruik om middenop de weg even te snuffelen. De tijd lijkt hier even stil te staan, zelfs de namen van de dorpjes stralen rust uit: Borgo San Dalmazzo, Limone Piemonte. Ik zou er eeuwig kunnen blijven hangen, ware het niet dat de Franse Roya-vallei roept!
De rivier waaraan de vallei haar naam ontleent, mondt in het Italiaanse Ventimiglia uit in de Middellandse Zee. De Roya zelf ontspringt op de zuidflank van de Tendapas. In het noorden van de vallei, rond Fort Central, liggen in totaal vijf forten, die ooit als taak hadden het rondom liggende gebied te beschermen. In het westen vind je Casterino en de Vallée des Merveilles, in het oosten de Ligurische Alpen en de befaamde Ligurische Grens Kam Route.
Zondagmiddag rij ik vanuit Limone Piemonte de geasfalteerde flank van de Tendapas op. Ik rij voorbij Fort Central westwaarts en zet m’n tentje aan Fort de la Marguerie. Als sportieve uitstap wandel ik naar het hoger gelegen Fort Pernante. De steile beklimming beneemt me mijn adem, het uitzicht boven op Fort Central en de Tendapas echter ook. Aan de overkant van de vallei ligt Fort Tabourde, onder me bevindt zich Fort de la Marguerie, en mijn iets minder imposante tentje. Nog hoger ligt Fort Giaure, maar zo hoog gaat m’n ambitie niet.

Na een doodstille nacht onder een eindeloze sterrenhemel gaat op een koele maandagmorgen alle bagage weer achterop. Ik vervolg mijn reis via de prachtige komvallei richting Baisse de Peyrefique. Hier leiden twee wegen naar Casterino, maar ik negeer ze allebei en rij verder richting Baisse d’Ourne. Vanaf daar leidt een korte doodlopende piste naar Mont Agnelet. Ik zet mijn koffers tegen een boom en begin aan de korte, maar behoorlijk technische klim. De bochten zijn zo kort dat ik het merendeel in twee keer moet nemen. Even rechtdoor sturen, voorwiel de bergflank op laten lopen, de motorfiets achteruit laten lopen en huppakee, weer verder. Mijn beloning op de top is opnieuw een fantastisch panorama. In het noorden tekenen de contouren van vijf forten van deze verdedigingsgordel zich af: Central, Pernante, Giaure, Marguerie en Tabourde. Hier laat de volle de omvang van de verdedigingslinie zich in zijn ware grootte zien. In het zuidoosten herken ik Col Lineair, Baisse de Sanson en Il Redentore. In de late namiddag zet ik m’n tent op in Tende, op slechts twintig kilometer van m’n vorige kampeerplaats, maar toch was het een hemelse dag.
Dinsdagochtend rij ik vanuit Tende naar La Brigue. Het plan is om de Ligurische Alpenkam over te steken en deze aan de Italiaanse zijde verder te verkennen. De klim naar Col Lineair valt behoorlijk mee, maar tussen Passo Collardente en Passo Tanarello is de piste toch wel erg zwaar. Er is eigenlijk geen sprake van wegdek, maar van  een kilometerslang spoor van rotsblokken. Variërend van vuistgroot tot voetbalformaat. Doorspekt met enkele haarspeldbochten en flinke stijgingspercentages is dit best een moeilijke en gevaarlijke klimpartij. Je zou je kunnen afvragen of ik hier wel thuishoor met een zware 1150GS. Bij Passo Tanarello steek ik de bergkam, én de grens, over en rij over Italiaanse bodem naar Il Redentore (de Verlosser). Een bekend en imposant Christusbeeld dat jammer genoeg meestal in nevelen is gehuld. M’n bezoek kost me best veel tijd, moeite en ook wel de nodige risico’s. Eenmaal naast het standbeeld en met het logboek in de kapel ter hand, zijn alle ontberingen (nou ja..) al snel vergeten. Zelfs al nemen de wolken voor de zoveelste keer het zicht weg. Ik daal aan de Franse zijde af via Tanarello, Collardente tot Baisse di Sanson, vanwaar ik koers zet in zuidelijke richting naar Balcone di Marta en het Italiaanse Lago Tenarda. Om 13.00 uur stond ik aan de voeten van De Verlosser, pas twee uur later meld ik me in Pigna, hooguit een kilometer of dertig verderop. Ik ben moe en heb dorst. Dat laatste geldt overigens ook voor de BMW. De hitte is bijna ondraaglijk en helaas is het super kleine benzinestationnetje gesloten wegens de siësta. Iets verderop plof ik op een bank in de schaduw. Een verplichte siësta, eerste prioriteit is nu benzine. Na het tanken ben ik klaar om de Colle di Gouta aan te vallen, een ijsje en een terras leiden me echter af. Pigna is een piepklein bergdorpje met die typisch Italiaanse flair. Smalle steegjes, gemoedelijk over straat slenterende bevolking, opvallende voertuigen. Iets verderop prijkt Castel Vittorio op een groene rotspunt. Tijd om mijn planning om te gooien. Ik koop een tandenborstel en boek een B&B. Gedaan met rijden voor vandaag, enkel nog genieten van dit kleine dorpje. Het tentje in Tende zal het vanavond zonder inwoner moeten doen.

Woensdagochtend gaat het vanuit Pigna richting Colle di Gouta en de aansluitende Tete d’Alpe. Ook de ontdekking van deze pas dank ik aan Denzel. Bij de beschrijving staat vermeld ‘Schwierigkeits Grad 4-5’, onder meer door stijgingspercentages tot 20%. Daaraan blijkt niet gelogen, de piste blijkt loodzwaar. Het bos waar de route doorheen voert is idyllisch mooi, maar het wegdek is loodzwaar. Regelmatig stop ik om op adem te komen. Na een lange passage door een bos, dwingt een verschrikkelijk steile helling me tot constant bijremmen. Eerste versnelling en stationair toerental zijn nog te snel voor deze piste. Uiteindelijk komen zelfs de remmen aan de kook. Een volgende investering bestaat uit DOT-5 race remolie en stalen remleidingen. Een T-kruising na deze helse helling zou me weer op asfalt moeten brengen, maar die hoop blijkt ijdel. Ik moet nog enkele kilometers verder over dit afgelegen rotspad.
Wanneer ik eindelijk weer harde ondergrond voel, slaak ik een zucht van verlichting. Eens maar nooit weer! Dit einde van de Gouta piste ligt kort bij de bergkam en via de kleine Col del Truc beland ik in Breil, opnieuw in de Roya-vallei.
Na een ontspannen ritje door de vertrouwde vallei stop ik in Tende voor een welverdiende koffie. Tende is voornamelijk bekend van de legendarische Ligurische Grens Kam Route. De langste en zwaarste oud-militaire route in de Alpen. Net zoals alle andere oude militaire routes is het verval hier elk jaar duidelijker merkbaar. De gemeentes Tende en Monesi hebben zelfs samen beslist om de route af te sluiten. Enkel te berijden op eigen risico betekent dit. Als kleine plattelandsgemeentes kunnen ze het onderhoud van deze piste niet op zich nemen.
Het is niet de planning om de volledige route te rijden. Maar een korte uitstap tot aan Col de la Boaire wil ik nog wel wagen. Via de Tendapas gaat het eerst omhoog richting Fort Central. Net voorbij de Col de la Boaire ligt er een partij sneeuw, die de weg volledig blokkeert. Het was toch de bedoeling om hier ergens om te keren, de sneeuw maakt het besluit er enkel makkelijker op.
De vakantie zit er al weer bijna op. Voor één van de laatste keren breek ik mijn tent op en stuur richting Sospel, een plaatsje dat ik in 1993 voor het eerst aandeed en sindsdien in mijn geheugen gegrift staat. Alsof ik met een tijdmachine reis, doemt er plots een prachtige Bentley 3,5 liter uit 1926 op voor mijn neus. Een bejaard Engels koppel dat op hun manier de Alpen beleeft. Fantastisch.
Vanuit Sospel gaat het bijna vanzelfsprekend noordwaarts, richting Col de Turini. De schoonheid van de bochten bevestigt opnieuw zijn plaats in mijn persoonlijke top vijf van geasfalteerde Alpenpassen. Na de Turini neem ik nog snel de Col de la Bonette en ook hier weer eindeloos veel rijplezier. Aan de voet van de Bonette waren me de zwarte wolken rond de top al opgevallen. Geen probleem, de afgelopen twee weken was constant 30° of meer, wat neerslag om een beetje af te koelen is best welkom. Beetje afkoelen is er alleen niet bij, op de top word ik overvallen door een heuse sneeuwbui. Weer wat veel van het goede. Gelukkig is de afdaling sneeuwvrij en warmt het charmante Barcelonette me snel weer op. De bijna twee weken sturen zijn al weer ten einde. Een schat aan ervaringen en fijne herinneringen rijker gaat het vizier weer richting huis. Volgend jaar weer? Uiteraard!

Lees meer over

BMW

Gerelateerde artikelen

Eerste Test BMW CE 02

Eerste Test BMW CE 02

29 februari, 2024

Het is geen motor, maar ook geen scooter. Nee, de elektrische CE 02 van BMW is een heuse ‘eParkourer’: een ...
Toptest BMW R1300GS

Toptest BMW R1300GS

1 februari, 2024

De nieuwe BMW R1300GS treedt in de voetsporen van de succesvolle 1250 en moet vooral qua sportiviteit nieuwe ...
Duurtest eindverslag BMW S1000RR

Duurtest eindverslag BMW S1000RR

10 januari, 2024

Een gemeten topvermogen van 214 pk, een koppelkromme als van een dikke 1.300 en dat uit 999 cc. De S1000RR met ...
Direct meer lezen? Neem een jaarabonnement
  • Direct toegang tot het digitale archief met meer dan 350 magazines.
  • 24 uitgaven per jaar
  • Elke twee weken thuis in de bus
Direct toegang aanvragen
Een jaar MotoPlus voor slechts 55,-